ECLI:NL:RBSGR:2007:AZ8130

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 06/1556
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op hinderlijk gedrag en straatverboden in familiekonflikt

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 9 februari 2007, hebben eisers in kort geding vorderingen ingesteld tegen gedaagden wegens hinderlijk gedrag en aantasting van hun eer en goede naam. Eisers, bestaande uit meerdere familieleden, hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij door gedaagden op ongepaste wijze worden lastiggevallen. Dit omvat het verspreiden van kwetsende documenten en beledigende mededelingen zonder rechtvaardiging. Gedaagde sub 1 heeft weliswaar aangegeven niet verder te willen gaan met dit gedrag, maar dit biedt onvoldoende vertrouwen voor de toekomst. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om gedaagden gedurende één jaar straatverboden op te leggen, hen te verbieden contact op te nemen met eisers, en het verspreiden van beledigende schriftelijke stukken in de woonomgeving van eisers te verbieden. De vorderingen zijn toegewezen, met inachtneming van de mogelijkheid voor gedaagden om via een advocaat of mediator in contact te treden met eisers. De dwangsom voor overtreding van deze verboden is vastgesteld op € 500 per dag, met een maximum van € 10.000. De kosten van de procedure worden door iedere partij zelf gedragen, gezien de familiale relatie tussen de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 9 februari 2007,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 06/1556 van:
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiseres sub 3],
wonende te [woonplaats].
4. [eiser sub 4],
wonende te [woonplaats],
5. [eiser sub 5],
wonende te [woonplaats],
6. [eiseres sub 6],
wonende te [woonplaats],
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 7],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisers,
procureur mr. J.P.R. Scholten,
tegen:
1. [gedaagde sub 1],
in persoon verschenen,
2. [gedaagde sub 2],
niet verschenen,
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden.
1. Het verloop van het geding
Eisers hebben gedaagden doen dagvaarden tegen de zitting van 2 februari 2007. Gedaagde sub 1 is op die zitting verschenen, gedaagde sub 2 niet. Eisers hebben ter zitting hun vorderingen nader toegelicht. Gedaagde sub 1 heeft, mede namens gedaagde sub 2, verweer gevoerd. Het vonnis is bepaald op heden. Op 6 februari 2007 heeft gedaagde sub 1 nog een brief aan de voorzieningenrechter gezonden. Omdat de behandeling van de zaak op die datum al was gesloten, is die brief aan gedaagde sub 1 retour gezonden.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 2 februari 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Eisers sub 1 en 2 zijn de ouders van eisers sub 3 en 4 en van gedaagde sub 2. Eiser sub 4 is de broer van eiseres sub 2. Eiseres sub 6 is de echtgenote van eiser sub 5. Gedaagde sub 1 is de echtgenoot van gedaagde sub 2.
2.2. Eisers sub 1 en 2 exploiteerden in het verleden een onderneming gevestigd aan [adres]. Deze onderneming was en is ondergebracht in eiseres sub 7, waarvan eiser sub 1 de aandelen bezat. In 2000 heeft eiser sub 1 de aandelen in eiseres sub 7 overgedragen aan eiser sub 3 en een derde, [derde].
2.3. Gedaagden waren het niet eens met de overdracht van de onderneming en hebben een advocaat ingeschakeld. Vervolgens is tot in augustus 2005 gecorrespondeerd over de overdracht van de onderneming.
2.4. In een brief van 26 oktober 2005 heeft gedaagde sub 2 eiser sub 1 onder meer het volgende meegedeeld:
"Hierbij laat ik je weten dat ik niet zal accepteren dat de zakelijke situatie in de familie ongewijzigd blijft. [..]
Er is geen enkele reden aan te geven voor je daden van destijds om achter mijn rug om de zaak aan [eiser sub 5] over te dragen. Ik heb minstens evenveel rechten om deel te nemen. [..]
Ik zal niet rusten voordat er een regeling is voor mijn gemiste en toekomstige inkomsten uit de zaak.
Denk er niet meer over na, maar ga aan de slag. Alles verbetert daarna voor ons en de hele familie. Het blijft anders een eeuwig conflict, dat echt nooit! ongemerkt voorbij zal gaan."
2.5. Op 18 en 20 december 2006 heeft eiser sub 4 bij de Politie [korps] aangifte gedaan van belediging, smaad en laster. Deze aangifte was (vooral) gericht tegen gedaagde sub 1 en had betrekking op twee op of omstreeks 16 december 2006 nabij de woning van eiser sub 4 geplaatste borden, met daarop diverse foto's van eiser sub 4 en enkele andere eisers, voorzien van zogeheten tekstballonnen alsmede op een nabij zijn woning verspreide brief.
2.6. Op 28 december 2006 heeft eiseres sub 2, mede namens eiser sub 1, bij de Politie [korps] aangifte gedaan van smaad. Ook deze aangifte was (vooral) gericht tegen gedaagde sub 1. Deze aangifte had betrekking op diverse incidenten die dateren uit de periode 7 maart 2006 tot en met 22 december 2006 en die onder meer bestaan uit het verspreiden van pamfletten en het door de brievenbus werpen van ketchup, urine en ontlasting.
2.7. Eveneens op 28 december 2006 heeft [derde] namens eiseres sub 7 aangifte gedaan van vernieling. Ook deze aangifte was (vooral) gericht tegen gedaagde sub 1. Onder meer had deze aangifte betrekking op posters die in maart en april 2006 op de gevel van de onderneming waren geplakt en op het op 23 en 27 december 2006 met lijm afsluiten van het slot van de voordeur van de onderneming.
3. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
3.1. Eisers vorderen - zakelijk weergegeven - gedaagden:
a. te verbieden zich te bevinden binnen een straal van 500 meter rondom het woonhuis van eisers sub 1 en 2
b. te verbieden zich te bevinden binnen een straal van 500 meter rondom het woonhuis van eisers sub 4
c. te verbieden zich te bevinden binnen een straal van 500 meter rondom de onderneming van eiseres sub 7
d. te verbieden zich in de directe omgeving van eisers te bevinden, eisers aan te spreken, te benaderen, te volgen of contact met hen op te nemen, direct alsmede indirect, alsmede via elk denkbaar communicatiemiddel
e. te verbieden zich bedreigend, beledigend en/of leugenachtig jegens eisers uit te laten, zowel in woord als in geschrift, als op enige andere denkbare wijze;
alles op straffe van verbeurte van dwangsommen, met een maximum van € 15.000,--, alsmede, na het bereiken van dat maximum, op straffe van lijfsdwang.
3.2. Daartoe voeren eisers - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aan.
Met de overdracht van de aandelen in eiseres sub 7 was niets mis. Gedaagde sub 2 dacht en denkt daar echter anders over en heeft een advocaat ingeschakeld. Kort nadat de correspondentie met deze advocaat was beëindigd is de situatie geëscaleerd. Gedaagden begonnen pamfletten te verspreiden en gingen over tot bedreigingen en het schrijven van een brief en e-mails onder gefingeerde namen. Verder hebben zij zich, kort gezegd, schuldig gemaakt aan de gedragingen die zijn omschreven in de processen-verbaal van de hiervoor genoemde aangiftes.
Al deze gedragingen van gedaagden zijn onrechtmatig jegens eisers. Het personeel van de onderneming van eiseres sub 7 voelt zich bedreigd en het naar binnen werpen van ontlasting en urine is bedreigend voor de fysieke gezondheid. Daarnaast hebben de zeer negatieve berichten over de familie [naam familie] bepaald geen positief effect op de bedrijfsvoering.
Verder wordt de goede naam van de familie in de directe woonomgeving van eisers sub 1 tot en met 4 zo ernstig in diskrediet gebracht dat regelmatig vragen van buren beantwoord moeten worden en beweringen moeten worden rechtgezet. Eiseres sub 2 moet nu elke ochtend vroeg opstaan om zowel thuis als bij de onderneming de omgeving te controleren of beledigende en/of bedreigende documenten.
Gedaagden berokkenen eisers dan ook schade, die met name bestaat uit het veroorzaken van een grote psychische druk en een gevoel van onveiligheid, een aantasting van de eer en de goede naam en uit een negatieve invloed op de bedrijfsvoering van eiseres sub 7.
3.3. Gedaagde sub 1 voert, mede namens gedaagde sub 2, gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Vastgesteld wordt dat gedaagde sub 2 deugdelijk opgeroepen is. Tegen haar zal daarom verstek verleend worden.
4.2. Gedaagde sub 1 heeft niet betwist dat gedaagden de in de hiervoor genoemde aangiften bedoelde borden en documenten hebben geplaatst c.q. verspreid. Evenmin heeft hij betwist dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan de andere gedragingen die zijn genoemd in die aangiften en in de inleidende dagvaarding, waaronder het uiten van bedreigingen en het door brievenbussen werpen van ketchup, urine en ontlasting.
4.3. Wel heeft gedaagde sub 1 meegedeeld dat het niet de bedoeling van gedaagden is om "hiermee" door te gaan. De onderhavige borden waren ludiek bedoeld. Het was het de bedoeling om (weer) met eisers in gesprek te komen over, kort gezegd, het ongedaan maken van de volgens gedaagden onjuiste overdracht van de aandelen in eiseres sub 7, of over het verstrekken van compensatie aan gedaagde sub 2.
Verder heeft gedaagde sub 1 de voorzieningenrechter verzocht om een onderzoek naar deze overdracht in te stellen en heeft hij de vraag aan de orde gesteld of het werkelijk de wil van eiser sub 1 was om de aandelen op deze manier over te dragen, welke vraag eiser sub 1 ter zitting, kort gezegd, bevestigend heeft beantwoord.
4.4. In dit kort geding staat echter niet de vraag centraal of de overdracht van de aandelen al dan niet anders had gemoeten. Voor de beoordeling van de vorderingen, is die kwestie immers niet relevant. Er bestaat dan ook geen reden om een onderzoek naar die overdracht in te stellen, zo een dergelijk onderzoek binnen het beperkte kader van een kort geding al mogelijk zou zijn.
4.5. Wel moet in dit kort geding de vraag beantwoord worden of er thans voldoende aanleiding bestaat om gedaagden verboden op te leggen als thans gevorderd. Voorshands wordt die vraag bevestigend beantwoord. Eisers hebben ruimschoots voldoende aannemelijk gemaakt dat zij door gedaagden op hinderlijke wijze worden lastig gevallen en in hun eer en goede naam worden aangetast door het verspreiden van allerlei documenten met kwetsende en beledigende mededelingen, zonder dat daarvoor een (afdoende) rechtvaardiging bestaat. Bovendien wekt de enkele mededeling van gedaagde sub 1 dat het niet de bedoeling is om "hiermee" door te gaan, voorshands onvoldoende vertrouwen om aan te nemen dat gedaagden in de toekomst dit soort gedrag achterwege zullen laten.
4.6. De vorderingen zullen daarom worden toegewezen, op de wijze als hierna vermeld. Het gebied van de hierna te geven straatverboden zal beperkt worden tot een straal van 50 meter rondom de hierna te noemen locaties. De duur van deze verboden zal verder worden beperkt tot één jaar na betekening van dit vonnis.
Teneinde het gedaagden niet onmogelijk te maken om (alsnog) hun bezwaren tegen de overdracht van de aandelen in eiseres sub 7 aan een rechter voor te leggen of om met eisers door middel van mediation tot een oplossing te komen, zullen de hierna te geven verboden worden beperkt in verband met de (mogelijke) inschakeling door gedaagden van een advocaat of een mediator.
Het gevorderde verbod om zich "bedreigend, beledigend en/of leugenachtig jegens eisers uit te laten", zal aldus worden toegewezen dat het gedaagden wordt verboden
schriftelijke stukken (brieven, pamfletten, affiches, flyers en dergelijke) waarin zij zich op beledigende wijze uitlaten over (een van) eisers te verspreiden in de woonomgeving van eisers sub 1 tot en met 6 dan wel in de omgeving van de onderneming van eiseres sub 7.
De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en er zal worden bepaald dat deze vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de desbetreffende veroordeling(en) is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan. De gevorderde uitvoerbaarheid bij lijfsdwang zal worden afgewezen, nu dit in de huidige situatie een te sterk dwangmiddel wordt geacht.
4.7. In de omstandigheid dat partijen (overwegend) naaste familie van elkaar zijn, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
a. verleent verstek tegen gedaagde sub 2;
b. verbiedt gedaagden om zich gedurende één jaar na betekening van dit vonnis te bevinden in een straal van 50 meter rondom het adres [adres]
c. verbiedt gedaagden om zich gedurende één jaar na betekening van dit vonnis te bevinden in een straal van 50 meter rondom het adres [adres];
d. verbiedt gedaagden om zich gedurende één jaar na betekening van dit vonnis te bevinden in een straal van 50 meter rondom het adres [adres];
e. verbiedt gedaagden om gedurende één jaar na betekening van dit vonnis op welke wijze dan ook - telefonisch, schriftelijk of anderszins - in contact te treden met eisers, met dien verstande dat dit verbod niet geldt voor contacten via een door gedaagden (eventueel) in te schakelen advocaat of mediator en voor contacten tijdens bijeenkomsten in aanwezigheid van die advocaat of mediator;
f. verbiedt gedaagden schriftelijke stukken (brieven, pamfletten, affiches, flyers en dergelijke) waarin zij zich op beledigende wijze uitlaten over (een van) eisers te verspreiden in de woonomgeving van eisers sub 1 tot en met 6 dan wel in de omgeving van de onderneming van eiseres sub 7;
g. veroordeelt gedaagden tot betaling aan eisers van een dwangsom van € 500,-- voor elke dag of gedeelte van een dag dat zij (een van) deze verboden niet naleven, met een maximum van € 10.000,--;
h. bepaalt dat deze dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 4.6 is vermeld;
i. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
j. bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
k. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
jwo