RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 25 januari 2007,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/83 van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. J.L.G.M. van der Lans,
advocaat mr. R.F. Speijdel te Enschede,
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
procureur mr. A.T.M. ten Broeke.
1. Het verloop van de procedure
Eiser heeft gedaagde bij exploot van 23 januari 2007 gedagvaard om te verschijnen ter zitting van 24 januari 2007. De raadslieden van partijen hebben de zaak ieder aan de hand van pleitnotities, eiser mede aan de hand van producties (nader) toegelicht. Aan partijen is op 25 januari 2007 een uittreksel van het audiëntieblad van die datum afgegeven met de uitspraak in deze zaak. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 24 januari 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Eiser is verdachte in een bij de rechtbank Almelo aangebrachte strafzaak met parketnummer [parketnummer].
2.2. Deze strafzaak is onder meer ter terechtzitting van 7 december 2006 behandeld. Van die behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Op 5 januari 2007 is hiervan een afschrift aan eiser verstrekt. De behandeling van de zaak zal worden voortgezet op 29 januari 2007.
2.3. Bij brief van 8 januari 2007 heeft eiser via zijn raadsman aan de rechtbank Almelo te kennen gegeven dat de in het proces-verbaal vermelde weergave van de gang van zaken op de zitting en van hetgeen aldaar is gezegd gedeeltelijk onjuist en op wezenlijke punten onvolledig is. Eiser verzoekt aan hem een geluidsdrager van de zitting van 7 december 2006 en de daaraan voorafgaande zitting te verstrekken. Eiser verzoekt voorts aan hem een nieuw dan wel aanvullend proces-verbaal van de zitting van 7 december 2006 te verstrekken dan wel enig ander stuk op te maken waarin de op die zitting door de procesdeelnemers gemaakte opmerkingen over de zogenaamde verborgen administratie zijn vastgelegd.
2.4. Bij brief van 9 januari 2007 heeft de rechtbank Almelo aan eiser meegedeeld dat de geluiddragers niet zullen worden verstrekt, daar deze enkel en alleen dienen ter ondersteuning van de griffier voor het opmaken van het proces-verbaal van de desbetreffende zitting en deze niet aan het dossier worden toegevoegd of aan derden worden verstrekt. Voorts wordt medegedeeld dat de rechtbank besloten heeft dat de in die brief genoemde beslagstukken aan het strafdossier van eiser zullen worden toegevoegd. Tenslotte wordt aangegeven dat de overigens gestelde vragen, gelet op het onmiddellijkheidsbeginsel, zonodig op de zitting van 29 januari 2007 beantwoord zullen worden.
2.5. De raadsman van eiser heeft hierop bij brief van 10 januari 2007 gereageerd en onder meer verzocht de geluidsdrager als processtuk aan te merken en toe te voegen aan het dossier, althans, ingeval de rechtbank daartoe niet bereid is, de geluidsdrager te bewaren totdat de strafzaak geheel is uitgeprocedeerd.
2.6. In haar brief van 18 januari 2007 heeft de rechtbank Almelo te kennen gegeven dat eiser de gestelde vragen tijdens de behandeling van 29 januari 2007 aan de orde kan stellen en de rechtbank zich dan over de beantwoording daarvan zal buigen.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eiser vordert - zakelijk weergegeven - gedaagde te veroordelen om:
primair:
I. de geluidsdrager van de zitting van 7 december 2006 en een daarvan gemaakte kopie zorgvuldig te bewaren totdat de strafzaak tegen eiser volledig is uitgeprocedeerd;
II. een goed beluisterbare kopie van de (naar eiser kennelijk bedoeld) geluidsopname van deze zitting aan de raadsman van eiser te verstrekken;
subsidiair:
aan de raadsman van eiser een volledig letterlijk uitgetypte weergave van de opname van de zitting van 7 december 2006 te verstrekken,
een en ander steeds op straffe van een dwangsom.
Daartoe voert eiser het volgende aan.
In het proces-verbaal van de zitting van 7 december 2006 staan een aantal onjuistheden en een onvolledigheid die voor de verdediging van wezenlijk belang zijn. Eiser wil een aantal verweren gaan baseren op onder meer hetgeen op de zitting van 7 december 2006 heeft plaatsgevonden. Om dergelijke verweren, zowel in eerste aanleg als in hogere instanties, een feitelijke basis te geven, is het van groot belang dat meergenoemd proces-verbaal juist en volledig is. Voor eiser is het erg moeilijk de juistheid van een proces-verbaal aan te vechten. Dit ligt echter anders als er een geluidsopname van de betreffende zitting is. De rechtbank Almelo heeft geen enkel belang om eiser te weigeren aan hem een kopie van de geluidsopname te verstrekken. Zij biedt eiser ook geen enkel alternatief om de juistheid en volledigheid van het proces-verbaal te controleren. Zo is het verzoek van eiser om de griffier als getuige op te roepen over hetgeen hij op de zitting van 7 december 2006 heeft waargenomen en door hem in het proces-verbaal is opgenomen evenmin ingewilligd. De rechtbank Almelo beroept zich bovendien ten onrechte op het onmiddellijkheidsbeginsel. Aldus worden de rechten van eiser op een eerlijke procedure, binnen een redelijke termijn, alsmede zijn recht op een effectieve verdediging geschonden. Gedaagde handelt daarmee onrechtmatig jegens eiser.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. De vordering van eiser strekt onder meer tot afgifte van de geluidsopname van de zitting van 7 december 2006, opdat eiser aan de hand van die opname kan aantonen dat de inhoud van het door de rechtbank Almelo van die terechtzitting opgemaakte proces-verbaal onjuist en onvolledig is.
3.2. Vast staat dat de rechtbank Almelo schriftelijk heeft aangegeven dat de inhoud van het proces-verbaal op de zitting van 29 januari 2007 aan de orde kan worden gesteld, welk standpunt door gedaagde ter terechtzitting is herhaald. In haar brief van 18 januari 2007 heeft de rechtbank Almelo voorts aan eiser te kennen gegeven dat zij zich dan ook zal buigen over de door eiser geuite bezwaren. Eiser heeft op dit punt tijdens de zitting van 24 januari 2007 weliswaar te kennen gegeven dat niet te verwachten valt dat partijen hier tijdens de zitting van 29 januari 2007 zullen uitkomen, doch heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd.
3.3. Geoordeeld wordt dat eiser in de gegeven omstandigheden thans onvoldoende belang heeft bij de door hem ingestelde vordering tot afgifte van een kopie van de geluidsopname. Vooralsnog valt niet in te zien dat de rechtbank Almelo op de zitting van 29 januari 2007 niet zou kunnen beslissen tot aanvulling dan wel aanpassing van van het proces-verbaal van de zitting van 7 december 2006, waarmee (al dan niet gedeeltelijk) aan de door eiser geuite bezwaren tegemoet wordt gekomen. Verder staat inmiddels vast dat de beslagstukken die onderwerp waren van discussie tussen de raadsman en de rechtbank tijdens de zitting van 7 december 2006 (hetgeen niet is gerelateerd in het proces-verbaal van die zitting), inmiddels door de rechtbank aan het strafdossier van eiser zijn toegevoegd, zodat op dit punt geen onduidelijkheid meer bestaat.
3.4. Gedaagde heeft voorts aangegeven dat door de rechtbank Almelo inmiddels is toegezegd de litigieuze geluidsopname te zullen bewaren tot de eventuele behandeling van de zaak in hoger beroep, waarna zij de geluidsdrager zal overdragen aan de appèlrechter. Aldus is vooralsnog in voldoende mate voorzien in hetgeen door eiser hiervoor onder 2. I primair en subsidiair is gevorderd zodat hij ook bij deze vorderingen thans geen belang meer heeft.
3.5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van eiser zullen worden afgewezen. De overigens door partijen aangevoerde stellingen en verweren kunnen, aangezien ze niet van belang zijn voor de beslissing, buiten beschouwing blijven.
3.6. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusver aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.064,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 248,-- aan griffierecht;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
hf