ECLI:NL:RBSGR:2007:AZ7211

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/1019
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot overdracht van beroep aan vreemdelingenkamer Amsterdam en voortduren van vreemdelingenbewaring op detentieboot

In deze zaak verzoekt de vreemdeling, die verblijft op de Detentieboot Reno, de rechtbank om de behandeling van zijn beroep over te dragen aan de vreemdelingenkamer van de zittingsplaats Amsterdam. Hij stelt dat deze overdracht zal leiden tot opheffing van zijn bewaring, aangezien hij al langer dan zes maanden in vreemdelingenbewaring verblijft. De rechtbank te 's-Gravenhage wijst dit verzoek echter af. Volgens de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) is de behandeling van beroepen tegen besluiten op grond van deze wet opgedragen aan de rechtbank te 's-Gravenhage. De rechtbank legt uit dat de organisatie van de behandeling van beroepen is ingericht op basis van objectieve criteria, die niet door de vreemdeling kunnen worden beïnvloed. Dit betekent dat de vreemdeling niet zelf kan kiezen waar zijn zaak wordt behandeld.

De rechtbank overweegt verder dat de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring niet in twijfel kan worden getrokken, ook niet vanwege de duur van de bewaring op de Detentieboot Reno. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS), waarin is vastgesteld dat de beoordeling van de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring beperkt is tot de aanwijzing van de plaats of ruimte waar de bewaring wordt uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat de vreemdeling geen gronden heeft aangevoerd die de voortzetting van de maatregel van bewaring onrechtmatig zouden maken.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
beroep vrijheidsontnemende maatregel
Reg.nr.: AWB 07/1019 VRONTN
Inzake : [A], V-nummer [V-nummer], thans verblijvende op de Detentieboot Reno te Rotterdam, hierna te noemen de vreemdeling,
gemachtigde mr. F.L.M. van Haren, advocaat te Amsterdam,
tegen : de Minister van Justitie, voorheen de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1963 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Op 5 januari 2007 heeft de vreemdeling een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. Het beroep is gericht tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die verweerder bij besluit van 21 april 2006 de vreemdeling heeft opgelegd. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
3. Verweerder heeft de rechtbank en de gemachtigde van de vreemdeling schriftelijke inlichtingen verstrekt inzake zijn handelen strekkend tot uitzetting van de vreemdeling uit Nederland. De rechtbank heeft de gemachtigde bij faxbericht van 8 januari 2007 om een reactie gevraagd.
4. De gemachtigde heeft op 10 januari 2007 een reactie ingezonden.
5. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank stelt voorop dat over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring als zodanig reeds is beslist bij uitspraak van deze rechtbank van 8 mei 2006. Voorts is laatstelijk bij uitspraak van 21 december 2006 geoordeeld dat het voortduren van de bewaring rechtmatig was. Derhalve staat thans ter beoordeling of verdere voortduring van de maatregel van bewaring, gegeven de omstandigheden van het geval, rechtmatig is.
2. Op grond van de stukken is de rechtbank van oordeel dat het voortduren van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel niet onrechtmatig is.
3. De vreemdeling heeft geen gronden aangevoerd. Hij verzoekt de behandeling van het beroep over te dragen aan de vreemdelingenkamer van de zittingsplaats Amsterdam. Daarmee, zo stelt hij, wordt bereikt dat de bewaring zal worden opgeheven. Hij verblijft immers al langer dan zes maanden op de detentieboot Reno in vreemdelingenbewaring.
De rechtbank wijst dit verzoek af. Ingevolge de Vw 2000 is de behandeling van een beroep tegen besluiten op grond van deze wet opgedragen aan de rechtbank te 's-Gravenhage. Uit organisatorische overwegingen is de behandeling van beroepen opgedragen aan rechtbanken die zijn aangewezen als nevenzittingsplaats van deze rechtbank. In het kader van deze organisatie dienen beroepen te worden gezonden aan het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken (CIV). Dit bureau, feitelijk fungerend als een voorportaal van de griffie van de rechtbank, hanteert bij de toedeling van beroepen aan de verschillende zittingsplaatsen objectieve niet door de vreemdeling te beïnvloeden criteria. Met dit syteem is niet verenigbaar dat de vreemdeling een rechtsforum zou kunnen uitzoeken.
De rechtbank ziet geen aanleiding de voortduring van de maatregel van bewaring onrechtmatig te achten in verband met het feit dat de vreemdeling meer dan zes maanden op de Detentieboot Reno verblijft. Zij overweegt daartoe dat de rechtmatigheid van de uitvoering van de maatregel van bewaring in een huis van bewaring casu quo een als zodanig aangewezen inrichting niet ter beoordeling van de bewaringsrechter staat. Verwezen wordt naar de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS), onder meer de uitspraak van 3 april 2006, 200602114/1 (LJN: AW1769), waarin de ABRS heeft overwogen dat de rechtbank zich bij de beoordeling van de tenuitvoerlegging van de bewaring in de zin van artikel 94, vierde lid, Vw 2000, dient te beperken tot een oordeel over de aanwijzing van de plaats of ruimte voor de uitvoering van de bewaring in het licht van het daar geldende regime. De ABRS heeft in genoemde uitspraak voorts overwogen dat het daarbij gaat om de aanwijzing van de inrichtingscategorie, waartoe de plaats of ruimte behoort, zoals in het geval van de Detentieboot Reno een huis van bewaring, waarvoor bij algemeen verbindend voorschrift is bepaald dat daarin personen in vreemdelingenbewaring kunnen worden opgenomen en een regime is vastgesteld. Voor zover een vreemdeling bij een door hem tegen de oplegging van de maatregel ingesteld beroep klaagt over de toepassing van dat regime op de locatie waar die maatregel ten uitvoer wordt gelegd, valt die klacht buiten het in artikel 94, vierde lid, Vw 2000 in samenhang met artikel 5.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 aangegeven toetsingskader en kan deze reeds daarom niet tot gegrondverklaring van het beroep leiden, aldus de ABRS in genoemde uitspraak.
Het is ingevolge de uitspraak van voorzieningenrechter, rechtbank Den Haag, sector civiel, van 11 december 2006 (rolnummer KG 06/1258) aan verweerder om een afweging te maken of de vreemdelingenbewaring op een detentieboot in het onderhavige geval mag voortduren.
4. Nu de vreemdeling voor het overige geen gronden heeft aangevoerd en ook anderszins niet is gebleken dat de voortzetting van de bewaring ten aanzien van de vreemdeling in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten, dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Er is geen grond voor het toekennen van schadevergoeding.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De rechtbank ’s-Gravenhage
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep ongegrond;
2. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. G.P. Kleijn en uitgesproken in het openbaar op
22 januari 2007, in tegenwoordigheid van J.J. Kip, griffier
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: