ECLI:NL:RBSGR:2007:AZ5783

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/61453
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting van vreemdelingen en de toepassing van het Project Terugkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 januari 2007 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de voortduren van de vreemdelingenbewaring van eiser, een Iraakse nationaliteit houder, die in het huis van bewaring te Tilburg verblijft. Eiser had op 6 december 2006 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, wat leidde tot een wijziging in zijn status. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het beroep dat eiser had ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, die was opgelegd op 28 juni 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslissing van de Minister-president van 13 december 2006, die betrekking heeft op de opschorting van uitzettingen van ex-asielzoekers die onder het Project Terugkeer vallen, niet van toepassing is op eiser. Dit omdat eiser direct voorafgaand aan de maatregel was overgenomen van de Belgische autoriteiten en derhalve niet onder de doelgroep valt die door het kabinetsbesluit wordt beschermd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen grond is om de standpunten van verweerder niet te volgen en dat de humanitaire omstandigheden die eiser aanvoert niet voldoende zijn om hem onder de opschorting van uitzetting te scharen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Zutphen
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 06/61453 VRONTN
Uitspraak in het geding tussen de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
[eiser]
geboren op [datum] 1982,
van Iraakse nationaliteit,
verblijvende in het huis van bewaring te Tilburg,
V-nummer [nummer] ,
eiser,
gemachtigde: mr. W. Boelens, advocaat te Utrecht,
en
de Minister van Justitie
(voorheen: de Minister voor vreemdelingenzaken en Integratie)
verweerder,
gemachtigde: mr. M. Dalhuisen, werkzaam bij de IND.
1. Procesverloop
Eiser heeft tegen het voortduren van de bewaring op 18 december 2006 beroep ingesteld.
Ten gevolge van eisers aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel op
6 december 2006 heeft op diezelfde datum een zogenaamde ‘categoriewijziging’ plaatsgevonden, waardoor de toepassing van de maatregel vanaf laatstgenoemde datum haar grondslag vindt in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.
Het beroep is behandeld ter zitting van 28 december 2006. De gemachtigde van eiser is daarbij verschenen. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank stelt voorop dat het beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, opgelegd op 28 juni 2006, laatstelijk bij uitspraak van 6 december 2006 (AWB 06/56063) ongegrond is verklaard. Thans staat uitsluitend ter beoordeling of het voortduren van de bewaring sedert het sluiten van het onderzoek in die procedure rechtmatig is.
2.2 Met betrekking tot eisers stelling dat hij valt onder de reikwijdte van de brief van de Minister-president van 13 december 2006 (kenmerk 3058215) aan de voorzitter van de Tweede Kamer, overweegt de rechtbank als volgt.
Door het Kabinet is blijkens de brief van 13 december 2006 besloten om ten aanzien van de groep ex-asielzoekers die in de laatste fase van behandeling zijn bij het Project Terugkeer, gedurende de demissionaire periode gedwongen uitstroom uit het project niet te effectueren wanneer dat op humanitaire bezwaren stuit, in het bijzonder bij gezinnen met kinderen. De uitzettingen van deze groep worden per direct opgeschort. De opschorting van de uitzetting waartoe het kabinet heeft gesloten, heeft aldus betrekking op ex-asielzoekers die onder het Project Terugkeer vallen.
In de ambtshalve bij de rechtbank bekende ‘Toelichting op kabinetsbesluit niet nemen onomkeerbare stappen’ (hierna: toelichting), dat kennelijk een intern stuk is van verweerder, is onder punt 1, doelgroep van het kabinetsbesluit, onder meer vermeld:
“(H)et gaat om vreemdelingen die op 13 december 2006 gelabeld waren in het kader van het project Terugkeer en die dus voldoen aan de criteria die in de brief aan de Tweede Kamer van 23 januari 2004 zijn opgenomen (inclusief de analoge groepen die ook aan deze criteria voldoen). Het gaat daarbij dus om vreemdelingen die zich bevinden in fase 0, 1, 2 en 3 én om vreemdelingen die nog niet ingestroomd zijn in de fasering, maar hiervoor nog wel in aanmerking komen. (...)
Ook is de beslissing van het kabinet niet van toepassing op vreemdelingen die reeds zijn uitgestroomd uit het project Terugkeer. Dit zijn vreemdelingen die administratief verwijderd zijn, zoals blijkt uit een opgemaakte M100 dan wel vreemdelingen die de van rijkswege gefinancierde opvang hebben verlaten. Evenmin is de beslissing van het kabinet van toepassing op vreemdelingen die op peildatum 13 december niet gelabeld waren als behorend tot het project Terugkeer.”
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ter zitting op het standpunt kunnen stellen dat eiser direct voorafgaand aan de aan hem opgelegde maatregel op 28 juni 2006 is overgenomen van de Belgische autoriteiten, zodat eiser aldus geen deel uitmaakt van het Project Terugkeer, en daarmee niet behoort tot de groep van wie de uitzetting is opgeschort.
Gelet op voormelde brief van de Minister-president van 13 december 2006 en de daaropvolgende behandeling in de Tweede Kamer op 14 december 2006 ziet de rechtbank geen grond om verweerder niet in zijn betoog te volgen en eiser desondanks onder de beperkte groep van wie de uitzetting is opgeschort te rangschikken, dan wel om die beperkte regeling analoog ten behoeve van eiser toe te passen. De door eiser in dat verband aangevoerde (humanitaire) omstandigheden maken dat niet anders.
2.3 Gezien het voorgaande is verdere toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring niet in strijd met de Vreemdelingenwet 2000. Uit hetgeen eiser ter zake heeft aangevoerd volgt evenmin dat het voortduren van de bewaring bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
2.4 Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden.
2.5 De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
Aldus gegeven door mr. R.G.J. Welbergen en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2007 in tegenwoordigheid van mr. F.J. Wissels als griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: