ECLI:NL:RBSGR:2006:BG9816

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
233433 rekestnummer 04-6909
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot erkenning van adoptie in Argentinië

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 maart 2006 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 30 november 2004 was ingediend. De verzoekster, geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats], Argentinië, heeft verzocht om erkenning van haar adoptie door haar adoptiefouders, [adoptiefvader] en [adoptiefmoeder], die in Argentinië heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 13 februari 2006, waarbij de verzoekster werd bijgestaan door haar procureur, mr. M. de Vries, en de ambtenaar van de burgerlijke stand, mevrouw J.A. Roestenburg-de Rooij, ook aanwezig was.

De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft in een schriftelijke reactie aangegeven dat er meer duidelijkheid nodig is over de adoptieprocedure in Argentinië, met name of er een behoorlijke rechtspleging heeft plaatsgevonden. De verzoekster heeft gesteld dat zij in 1984 in Argentinië is geadopteerd, maar dat haar adoptie niet naar Nederlands recht is geformaliseerd, wat gevolgen heeft voor haar erfrechten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekster een gerechtvaardigd belang heeft bij haar verzoek en heeft de zaak doorverwezen naar de Meervoudige Kamer voor verdere behandeling op 22 mei 2006.

De rechtbank heeft de verzoekster in de gelegenheid gesteld om de benodigde documenten uiterlijk veertien dagen voor de zitting aan de belanghebbende en de rechtbank te overleggen. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden, waarbij de relevante juridische termen zoals erkenning van adoptie, burgerlijke stand en internationale privaatrechtelijke regels aan de orde zijn gekomen. De zaak is van belang voor de erkenning van buitenlandse adopties in Nederland, vooral in het licht van de regels die gelden voor adopties die zijn uitgevoerd in niet-verdragslanden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Familie- en Jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Verklaring voor recht ex artikel 1:26 BW
rekestnummer : 04-6909
zaaknummer : 233433
datum beschikking : 20 maart 2006
BESCHIKKING op het op 30 november 2004 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoekster],
hierna te noemen: verzoekster,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. M.Y.M. Renken.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
De ambtenaar van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage,
hierna: de ambtenaar.
PROCEDURE
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief d.d. 7 februari 2005 van de zijde van belanghebbende;
- de brief met bijlagen d.d. 10 oktober 2005 van de zijde van verzoekster.
Op 13 februari 2006 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw, vergezeld door mr. M. de Vries, kantoorgenoot van haar procureur, alsmede de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage in de persoon van mevrouw J.A. Roestenburg-de Rooij.
VERZOEK EN VERWEER
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank:
I. voor recht verklaart dat de in Argentinië opgemaakte akten en rechterlijke uitspraken betreffende verzoekster overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door de bevoegde instanties zijn opgemaakt of gedaan en naar hun aard vatbaar zijn voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand (artikel 1:26 lid 1 BW),
II. overeenkomstig artikel 1:26b juncto 1:25 BW gelast dat voornoemde akten en beschikking ieder afzonderlijk in de registers van de burgerlijke stand worden ingeschreven,
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
In de schriftelijke reactie d.d. 7 februari 2005 stelt de ambtenaar - kort en zakelijk weergegeven - dat, op basis van de thans voorhanden zijnde papieren, geen adequaat oordeel gegeven kan worden omtrent het verzoekschrift en dat meer duidelijkheid dient te worden verschaft onder meer met betrekking tot de vraag of aan de beslissing tot adoptie te Argentinië een behoorlijk onderzoek en een behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan.
BEOORDELING
Verzoekster heeft ter motivering van haar verzoek gesteld dat zij op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats], Argentinië, is geboren en dat zij op 21 april 1987 door [adoptiefvader] en [adoptiefmoeder] (hierna te noemen: adoptiefouders) naar Argentijns recht is geadopteerd. De adoptiefmoeder was een zus van haar biologische vader en, nadat de adoptiefouders de (toekomst)situatie van verzoekster in Argentinië hadden gezien, hadden zij in 1984 de adoptieprocedure in Argentinië in gang gezet. In datzelfde jaar is verzoekster in Nederland gaan wonen en zij heeft op 24 november 1994 de Nederlandse nationaliteit gekregen. Na het overlijden van haar adoptiefmoeder - de adoptiefvader was vooroverleden - ontdekte verzoekster dat haar adoptie niet naar Nederlands recht was geformaliseerd, waardoor zij niet als dochter van de adoptiefouders wordt erkend, hetgeen ook erfrechtelijke gevolgen heeft. Zo heeft de executeur-testamentair in de nalatenschap van de adoptiefmoeder zonder verzoekster hiervan op de hoogte te stellen het huis van de adoptiefmoeder leeggehaald en heeft hij persoonlijke goederen weggegooid, waaronder foto's en dagboeken.
Ontvankelijkheid
De rechtbank zal verzoekster in haar verzoek ontvangen, nu zij aannemelijk heeft gemaakt een gerechtvaardigd belang te hebben bij haar verzoek.
Beoordeling
Ter onderbouwing van haar verzoeken heeft verzoekster onder meer de volgende stukken in het geding gebracht:
a. een originele (herregistratie van de) geboorteakte van de provincie Buenos Aires, provinciaal register van de burgerlijke stand, afdeling afgifte en uittreksels, ondertekend door [A], plaatsvervangend hoofd afdeling afgifte en uittreksels, waarin wordt verklaard dat in de akte [nummer], jaar 1973 van het Boek der Geboorten van het kantoor [geboorteplaats], zich de inschrijving bevindt van de geboorte van [verzoekster], welke heeft plaatsgevonden op [geboortedatum] van het jaar 1973 om 23:45 uur. Voorts staat vermeld dat de geboorteplaats [geboorteplaats] is, het geslacht vrouwelijk is en dat zij kind is van [adoptiefvader] en van [adoptiefmoeder].
De rechtbank neemt ten aanzien van het feit dat de adoptiefouders in de geboorteakte als ouders worden genoemd in overweging dat dit bij een volledige (sterke) adoptie naar Argentijns recht regel is, nu ingevolge artikel 241 van het Argentijns Burgerlijk Wetboek uit een geboorteakte niet mag blijken of het gaat om een wettig, onwettig of geadopteerd (sterke adoptie) kind. De overgelegde akte vormt in zoverre derhalve een aanwijzing voor de juistheid van de gestelde adoptie naar Argentijns recht. Zoals ter zitting besproken is de vertaling van de geboorteakte voorzien van een apostille mr. H.L.J. Kamps, notaris te Leiden, terwijl de geboorteakte volgens het Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie voor buitenlandse openbare akten (Verdrag van 's-Gravenhage van 5 oktober 1961) moet worden voorzien van een apostille van het Argentijnse Ministerie van Buitenlandse Zaken te Buenos Aires (Argentinië);
b. een kopie van de door [B], griffier van het Civiel gerecht 18, republiek Argentinië, aan de directeur van het Register van de Burgerlijke Stand en Bekwaamheid van personen gerichte brief d.d. 18 mei 1987, waarin wordt verwezen naar het dossier '[naam verzoekster] s/adoptie', dat is behandeld door het Nationale Gerecht van Eerste Aanleg in Burgerzaken van de Federale Hoofdstad nr. 19. In deze brief wordt opdracht gegeven tot het afgeven van dit document, opdat de volledige adoptie wordt ingeschreven van de minderjarige [verzoekster] door [adoptiefvader] en [adoptiefmoeder], waarbij zij van nu af aan de achternaam [naam adoptiefouders] van de adoptanten zal dragen;
c. een niet-gewaarmerkte kopie van de op 28 september 1994 afgegeven verklaring van het Consulaat Generaal van de Republiek Argentinië, waarin onder meer wordt verklaard dat zich op 13 juni 1985 op dit kantoor meldde de minderjarige [verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1973, dat op grond van het verzoek tot adoptie dat werd ingediend door het echtpaar [adoptiefvader] en [adoptiefmoeder] voor dit doel de benodigde formaliteiten werden gerealiseerd en dat op 21 april 1987 de volledige adoptie plaatsvond van de minderjarige [verzoekster] die vanaf die tijd de achternaam [naam adoptiefouders] zou dragen;
d. een kennisgeving d.d. 30 november 1994 waarin wordt medegedeeld dat bij Koninklijk Besluit nr. 94.009369 d.d. 24 november 1994 het Nederlanderschap is verleend aan [verzoekster], geboren te [geboorteplaats] (Argentinië), [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
Het was voor verzoekster, zo stelt zij, in ieder geval tot aan de behandeling ter terechtzitting d.d. 13 februari 2006 onmogelijk om de (originele) adoptiebeslissing en de originelen van de stukken genoemd onder b, c en d in het geding te brengen, nu zij de adoptiebeslissing nimmer in haar bezit heeft gehad en de overige stukken zijn zoekgeraakt op het Ministerie van Justitie.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het Haagse Adoptieverdrag van 29 mei 1993 (Trb. 1996, 94) is niet van toepassing aangezien de staat Argentinië zich niet heeft aangesloten bij dit verdrag. De Wet conflictenrecht adoptie (WCAd) is eveneens niet van toepassing, nu deze wet eerst op 1 januari 2004 in werking is getreden en ingevolge artikel 10 daarvan alleen van toepassing is op de erkenning van adopties die op of na de inwerkingtreding van de wet buitenslands tot stand zijn gekomen. Reeds in eerdere uitspraken heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de regels die artikel 6 van de WCAd voor de erkenning van rechtswege van buitenlandse adopties van niet-verdragslanden geeft, nu deze regels naar haar oordeel overeenkomen met de ongeschreven regels van Nederlands internationaal privaatrecht voor de erkenning van buitenlandse adopties zoals deze golden voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet en ten tijde van de adoptie in Argentinië. In lid 1 van dit artikel staat dat een buitenslands gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen in Nederland van rechtswege wordt erkend indien zij is uitgesproken door a. een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar de adoptiefouders en het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden, of b. een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar hetzij de adoptiefouders, hetzij het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden. Ter terechtzitting is echter komen vast te staan dat zowel de adoptiefouders als verzoekster waarschijnlijk ten tijde van het indienen van het adoptieverzoek doch in ieder geval ten tijde van de adoptie-uitspraak hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Toewijzing van het verzoek zou dan ook betekenen dat de rechtbank erkenning van de buitenlandse adoptie dient te overwegen in een geval waarin zowel de adoptiefouders als het adoptief kind ten tijde van de buitenlandse adoptiebeslissing hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Nu het de vraag is of het recht in een zodanige situatie voorziet, zal de rechtbank de behandeling van de zaak verwijzen naar de Meervoudige Kamer, welke behandeling zal plaatsvinden op maandag 22 mei 2006 om 9:30 uur.
Indien deze omstandigheden niet aan de verzochte erkenning aan de weg zouden staan, komt vervolgens aan de orde of het verzochte op basis van de overgelegde stukken toewijsbaar is, waarvoor aansluiting kan worden gezocht bij artikel 6 lid 2 e.v. WCAd. Met verzoekster en de belanghebbende is ter terechtzitting besproken in welk opzicht het dossier daartoe dient te worden aangevuld (de rechtbank verwijst daarvoor naar de inhoud van het Proces-verbaal, welke als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd) en verzoekster wordt geacht met de termijn waarmee de verdere behandeling van de zaak wordt aangehouden in de gelegenheid te zijn de noodzakelijke documenten alsnog over te leggen. De rechtbank zal als na te melden beslissen.
BESLISSING
De rechtbank:
bepaalt dat de behandeling zal worden voortgezet op de terechtzitting van de Meervoudige Kamer van 22 mei 2006 om 9:30 uur en verwijst de zaak daartoe naar die Kamer;
verzoekster (via haar procureur) en belanghebbende zullen daartoe door de griffier worden opgeroepen;
stelt verzoekster in de gelegenheid de bedoelde stukken uiterlijk veertien dagen vóór de dag der terechtzitting in afschrift aan de belanghebbende en aan de rechtbank te doen toekomen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Bouritius, bijgestaan door mr. J.M. Kramer als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2006.