ECLI:NL:RBSGR:2006:BC4378

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/3911 IW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor loonheffing en melding van betalingsonmacht door bestuurder van failliete BV

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 augustus 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de bestuurder van een failliete besloten vennootschap (BV), en de ontvanger van de Belastingdienst. Eiser was aansprakelijk gesteld voor de loonheffing die de BV verschuldigd was in de tijdvakken januari en februari 2004. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze aansprakelijkstelling, omdat hij meende tijdig melding van betalingsonmacht te hebben gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in januari 2004 telefonisch contact heeft gehad met een medewerker van verweerder, waarin hij melding maakte van de betalingsonmacht van de BV. De rechtbank oordeelde dat deze melding tijdig was gedaan, ondanks dat verweerder stelde dat dit niet het geval was. De rechtbank vernietigde de bestreden uitspraak van verweerder en droeg hem op om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de Staat der Nederlanden gelast om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. De rechtbank benadrukte dat indien verweerder van mening is dat de melding van betalingsonmacht onvolledig is, hij eiser de gelegenheid moet geven om binnen 14 dagen de ontbrekende informatie te verstrekken. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Invorderingswet 1990.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/3911 IW
Uitspraakdatum: 3 augustus 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de ontvanger van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij beschikking van 24 maart 2005 heeft verweerder eiser aansprakelijk gesteld voor de in de heffingstijdvakken januari 2004 en februari 2004 door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A B.V.] verschuldigd geworden loonheffing.
1.2. Eiser heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt. Bij besluit van 24 mei 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Bij brief van 7 juni 2005, ingekomen ter griffie op 9 juni 2005, heeft eiser hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4. Verweerder heeft enkele van de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2006 te 's-Gravenhage.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. [V]. Namens verweerder is verschenen [W].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Eiser is sinds [datm] 1998 bestuurder van de besloten vennootschap Aannemersbedrijf [B] BV. Per [datum] 2004 is de naam van deze vennootschap gewijzigd in [A B.V.] (hierna: de BV).
2.2. De activiteiten van de BV omvatten een aannemersbedrijf op het gebied van burgerlijke en utiliteitsbouw alsmede de aan- en verkoop en de exploitatie van onroerend goed.
2.3. Op 7 mei 2004 heeft de BV een door eiser ondertekend faxbericht aan verweerder gezonden. Dit bericht luidt, voorzover hier van belang:
'Wij kunnen niet aan onze betaling verplichting voldoen. Dit als gevolg van de slechte markt omstandigheden en te hoge personeelskosten. Het gaat om onze loon en omzetbelastingen onder nummer [nummer].'
2.4. Bij rechterlijk vonnis van 2 juni 2004 is de BV in staat van faillissement verklaard.
2.5. Bij brief van 14 juni 2004 deelt verweerder de BV onder meer het volgende mede:
'De melding van betalingsonmacht voor onderstaande belastingaanslagen en tijdvakken is niet rechtsgeldig. U heeft op mijn verzoek van 25 mei 2004 wel nadere informatie verstrekt, maar de melding is niet gedaan binnen twee weken na de dag waarop de belasting moest worden afgedragen of zijn voldaan.
Soort belasting Tijdvak Aanslag- of aangiftenummer Openstaand bedrag
Loonheffing Januari 2004 [nummer] € 6.361,00
Loonheffing Februari 2004 [nummer] € 7.148,00'
2.6. Bij besluit van 24 maart 2005 heeft verweerder eiser aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 9.613 (hierna: de beschikking). Van dit bedrag heeft € 3.114 betrekking op de loonheffing, verschuldigd geworden in het tijdvak januari 2004, en € 6.499 op de loonheffing, verschuldigd geworden in het tijdvak februari 2004.
3. Geschil
3.1. In geschil is of verweerder eiser terecht aansprakelijk heeft gesteld voor de door de BV in de tijdvakken januari en februari 2004 verschuldigd geworden loonheffing.
3.2. Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend en voert ter onderbouwing van dit standpunt - samengevat - het volgende aan.
Eiser heeft medio januari 2004 een telefoongesprek gehad met een medewerker van verweerder. In dit gesprek heeft eiser verteld dat het voor de BV moeilijk werd de verschuldigde loon- en omzetbelasting tijdig te betalen. Op zijn vraag wat hij onder deze omstandigheden moest doen, kreeg eiser als antwoord dat hij niets anders kon doen dan ervoor te zorgen dat de belasting werd betaald. Toen hij, in verband met het dreigende faillissement van de BV, in mei 2004 opnieuw contact met verweerder opnam, werd hem verteld dat hij allang een melding van betalingsonmacht had moeten doen. Dit verbaasde eiser in hoge mate, gelet op hetgeen hij in het telefoongesprek in januari 2004 had vernomen.
3.3. Verweerder beantwoordt de in geschil zijnde vraag bevestigd en stelt daartoe - samengevat - het volgende.
De betalingsonmacht met betrekking tot de loonheffing, verschuldigd geworden in januari 2004, had uiterlijk op 14 maart 2004 en die met betrekking tot de loonheffing, verschuldigd geworden in februari 2004, uiterlijk op 14 april 2004 moeten worden gemeld. De naheffingsaanslagen zijn niet opgelegd vanwege de omstandigheid dat de verschuldigde belasting hoger is dan de aangegeven belasting, zodat de uitzondering van artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 (hierna: het Uitvoeringsbesluit) zich niet voordoet. Van het telefoongesprek in januari 2004, weet verweerder niets. Het dossier bevat geen aantekeningen inzake een telefoongesprek met eiser. Invorderingsmedewerkers van verweerder plegen zulke aantekeningen wel te maken. Indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen, dat eiser in januari 2004 telefonisch met een medewerker van kantoor [P] heeft gesproken, is het niet uitgesloten dat deze medewerker niet in de invordering werkzaam was. Weliswaar is het gebruikelijk dat medewerkers, die niet in de invordering werkzaam zijn, telefoongesprekken over invorderingsaangelegenheden overzetten op een invorderingsmedewerker, maar een interne instructie op dit punt is er niet, zodat het mogelijk is dat eiser niet is doorverbonden met een terzake kundige medewerker.
3.4. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en herroeping van de beschikking.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de van de Invorderingswet 1990 (hierna: de Wet), is eiser aansprakelijk voor - onder meer - de loonheffing, verschuldigd door de BV, overeenkomstig het bepaalde in de volgende leden van genoemd artikel. Op grond van artikel 36, tweede lid, van de Wet, gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit - voorzover hier van belang -, was de BV, toen bleek dat zij niet in staat was de loonheffing, verschuldigd geworden in januari en februari 2004, te betalen, verplicht daarvan mededeling te doen aan de ontvanger uiterlijk twee weken na de dag waarop de loonheffing behoorde te zijn afgedragen (hierna: melding van betalingsonmacht). Als (enig) bestuurder van de BV was eiser bevoegd om namens de BV aan deze verplichting te voldoen. Voor het geval dat moet worden aangenomen dat met betrekking tot de over januari en februari 2004 verschuldigde loonheffing niet aan de verplichting tot het doen van melding van betalingsonmacht is voldaan, schrijft artikel 36, vierde lid, van de Wet dwingend voor dat wordt vermoed dat de niet betaling van de loonheffing aan eiser te wijten is. Tot de weerlegging van dit vermoeden wordt eiser in dat geval slechts toegelaten indien hij aannemelijk maakt dat het niet aan hem te wijten is dat de BV niet aan haar verplichting tot het doen van melding van betalingsonmacht heeft voldaan.
4.2. Gelet op hetgeen onder 4.1. is overwogen, is voor de beoordeling van het geschil in de eerste plaats van belang wanneer eiser voor het eerst de betalingsonmacht van de BV wat betreft de in de tijdvakken januari en februari 2004 verschuldigd geworden loonheffing aan verweerder heeft gemeld. De rechtbank zal daarom eerst dit punt behandelen.
4.3. De Wet noch het Uitvoeringsbesluit of enig ander algemeen verbindend voorschrift geeft regels over de vorm waarin de melding van betalingsonmacht moet worden gedaan. De melding van betalingsonmacht kan derhalve ook mondeling worden gedaan.
4.4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met hetgeen hij dienaangaande in het beroepschrift en ter zitting heeft aangevoerd aannemelijk gemaakt dat hij in januari 2004 een telefoongesprek met een medewerker van verweerder heeft gevoerd, waarin hij heeft aangegeven dat het voor de BV moeilijk werd de verschuldigde loon- en omzetbelasting tijdig te betalen. Hieraan doet niet af hetgeen verweerder heeft gesteld met betrekking tot telefonische contacten over invorderingsaangelegenheden, reeds omdat het in de door verweerder beschreven gebruikelijke gang van zaken geenszins uitgesloten is dat het telefoongesprek heeft plaatsgehad. Dat eiser dit gesprek mogelijk met een niet terzake kundige medewerker heeft gevoerd, is een omstandigheid die rechtstreeks voortvloeit uit de wijze waarop verweerder zijn werkzaamheden heeft ingericht en die derhalve niet aan eiser kan worden tegengeworpen.
4.5. Naar het oordeel van de rechtbank dient het telefoongesprek te worden aangemerkt als een tijdige, want vóór afloop van de in artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit genoemde termijn gedane, melding van betalingsonmacht. Nu verweerder in de uitspraak op bezwaar van de tegenovergestelde opvatting is uitgegaan en op grond daarvan heeft geconcludeerd dat eiser niet tijdig een melding van betalingsonmacht heeft gedaan, berust de bestreden uitspraak niet op een draagkrachtige motivering en dient zij wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb te worden vernietigd.
4.6. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich hier niet een situatie voor waarin op grondslag van het bezwaar slechts één beslissing mogelijk is. De rechtbank zal daarom niet zelf in de zaak voorzien doch verweerder opdragen opnieuw op het bezwaar te beslissen.
4.7. Met betrekking tot de heroverweging van het bezwaar na terugwijzing overweegt de rechtbank nog het volgende. Indien verweerder van mening is dat de melding van betalingsonmacht onvolledig is, dient hij, alvorens opnieuw uitspraak op bezwaar te doen, eiser in de gelegenheid te stellen binnen 14 dagen de nog ontbrekende informatie te verschaffen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ook het bepaalde in artikel 36, § 5, punt 18, van de Leidraad Invordering, gelezen in samenhang met artikel 4:84 van de Awb, verweerder hiertoe verplicht.
4.8. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser geen kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand heeft gemaakt, nu eiser zelf het beroepschrift heeft geschreven en mr. [V] desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat hij daar niet als rechtskundig adviseur van eiser is verschenen, doch uitsluitend om waarnodig informatie te verschaffen over hetgeen bij het ontstaan en in de loop van het geding is voorgevallen. Ook overigens is gesteld noch gebleken dat eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank kosten heeft gemaakt.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- draagt verweerder op om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaarschrift van eiser met in achtneming van deze uitspraak van de rechtbank;
- gelast de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) eiser het door hem betaalde griffierecht van € 37 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 3 augustus 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. van Leijenhorst, mr. J.M. Vink en mr. J.M. van Kempen in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kwestro, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.