ECLI:NL:RBSGR:2006:BA9725

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 januari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/41867
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van eiser voor een nader gehoor in asielprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 3 januari 2006 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, geboren in 1978 en van Liberiaanse nationaliteit, had op 11 september 2005 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 15 september 2005 afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 december 2005, waarbij eiser in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.A. Tegenbosch. De verweerder werd vertegenwoordigd door mr. P.E.G. Heijdanus Meershoek, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of verweerder zijn besluit om de asielaanvraag van eiser af te wijzen, mede heeft mogen baseren op het rapport van het nader gehoor. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet in staat was om adequaat te worden gehoord tijdens het nader gehoor, wat werd onderbouwd door een psychologisch rapport. Dit rapport stelde dat eiser niet in staat was om coherente verklaringen af te leggen, terwijl verweerder zich enkel baseerde op een advies van een GGD-arts, die geen deskundige was op psychologisch gebied. De rechtbank oordeelde dat het advies van de GGD-arts niet voldoende was om de conclusie te rechtvaardigen dat eiser in staat was om het nader gehoor te ondergaan.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken opnieuw te beslissen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 322,-. De uitspraak is gedaan door mr. G.D. de Jong en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier A.H. de Vries.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 05 / 41867
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 3 januari 2006
in de zaak van:
[eiser],
geboren op [geboortedatum] 1978, van Liberiaanse nationaliteit,
eiser,
gemachtigde: mr. J.A. Tegenbosch, advocaat te Eindhoven,
tegen:
de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.E.G. Heijdanus Meershoek, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiser heeft op 11 september 2005 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 15 september 2005 afgewezen. Eiser heeft tegen het besluit op 16 september 2005 beroep ingesteld.
1.2 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 20 december 2005. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden verleend op de in artikel 29 Vw genoemde gronden.
2.3 Ingevolge artikel 31 Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Bij de beoordeling worden de in artikel 31, tweede lid, Vw bedoelde omstandigheden betrokken.
2.4 Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag aangevoerd dat hij uit Liberia afkomstig is. Hij heeft een mentaal probleem, waardoor hij jarenlang was opgesloten. Nadat zijn ouders zijn vermoord is hij helemaal in de war geraakt. Eiser is daarna opgepakt en mishandeld. Het lukte hem om te ontsnappen. Daarna heeft hij twee jaar op straat gezworven. Hij zoekt veiligheid.
2.5 Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoeker geen identiteitsdocumenten heeft overgelegd en dat hij op geen enkele manier geloofwaardig heeft gemaakt dat hij uit Liberia komt. Hij heeft op vele eenvoudige kennis- en ervaringsvragen over Liberia geen antwoord dan wel onjuiste antwoorden gegeven. Zijn verklaring hiervoor, dat hij sinds de dood van zijn moeder alles is vergeten en dat hij last heeft van mentale problemen, is onvoldoende nu uit een medische rapportage van 13 september 2005, opgesteld door een GGD-arts, naar voren komt dat er geen medische redenen aan zijn geheugenverlies ten grondslag liggen en dat zijn medische situatie het afleggen van coherente verklaringen niet in de weg staat.
2.6 Eiser stelt zich op het standpunt dat aan het rapport van zijn nader gehoor geen betekenis valt toe te kennen. Uit het door eiser overgelegde rapport dat op 21 september 2005 door het psychologisch adviesbureau Psyche is opgemaakt, blijkt immers dat eiser niet in staat was om in het aanmeldcentrum gehoord te worden. Hij wordt thans behandeld in de forensisch psychiatrische afdeling van de P.I. Overamstel. Niet bekend is hoelang dat nog zal moeten duren. Dat impliceert dat nader (tijdrovend) onderzoek noodzakelijk was en daarmee dat deze zaak niet ac-waardig genoemd kan worden.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.7 In geschil is de vraag of verweerder zijn besluit om eisers asielaanvraag af te wijzen mede heeft mogen baseren op het rapport van verzoekers nader gehoor.
2.8 Verweerder baseert zijn standpunt dat dit wel het geval is op het advies van een GGD-arts die eiser op 13 september 2005, voorafgaand aan zijn nader gehoor, heeft gezien. Dit advies geeft aan dat eiser kan worden gehoord omtrent zijn asielmotieven. Eisers medische situatie staat volgens het advies niet in de weg aan het afleggen van coherente verklaringen en eiser beseft dat zijn verklaringen worden betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag. Deze arts geeft voorts aan dat er geen medische redenen voor geheugenproblemen aantoonbaar zijn.
2.9 Eiser heeft een psychologisch rapport ter onderbouwing van zijn standpunt overgelegd. In dit rapport wordt aangegeven dat eiser niet zonder meer capabel is om vragen in gehoren te begrijpen en te beantwoorden. Om de exacte toedracht te begrijpen is een uitgebreidere observatie en psychologisch onderzoek nodig, mogelijk ook aanvullend psychiatrisch onderzoek. De hypotheses die dienen afgetast te worden zijn of er sprake is van beperkte cognitieve vermogens dan wel zwakbegaafdheid en/of een groot taalprobleem en/of extreme functioneringsbeperkingen door PTSS klachten en/of functioneringsbeperkingen door andere psychische dan wel psychiatrische ziektebeelden. De onderzoeker die eiser heeft gezien, heeft in het rapport daarvan onder meer aangegeven dat het onderzoek beperkt is en daarom geen mogelijkheid geeft om een diagnose te stellen.
2.10 Verweerders gemachtigde heeft ter zitting benadrukt dat de GGD-arts die eiser heeft gezien geen verdergaande opdracht had dan om te beoordelen of verzoeker in staat zou zijn om tijdens zijn nader gehoor op eenvoudige vragen adequaat te antwoorden. Die vraag is door de arts bevestigend beantwoord, waarop verweerder af mocht gaan. Verweerder bestrijdt niet dat eiser thans psychische problemen heeft maar daaruit volgt volgens verweerder niet dat eiser niet in staat zou zijn geweest om het nader gehoor te ondergaan. Die conclusie trekt verweerder ook niet uit het door eiser overgelegde psychologische rapport.
2.11 De rechtbank overweegt, evenals de voorzieningenrechter van deze rechtbank en nevenzittingsplaats in de uitspraak van 4 oktober 2005 (AWB 05/41872), dat de psycholoog de wijze van onderzoek in het rapport heeft verantwoord. De voorlopige conclusies waartoe de psycholoog in het advies is gekomen, worden door het feit dat deze verantwoord worden tot op zekere hoogte onderbouwd. De psycholoog heeft zijn rapport blijkens de inhoud ervan toegespitst op de vraag of eiser tijdens het nader gehoor in staat was om gehoord te worden. Voor de beoordeling van eisers geschiktheid om te worden gehoord tijdens zijn nader gehoor is het rapport naar het oordeel van de rechtbank als een relevante bron van informatie aan te merken.
2.12 Tegenover het overgelegde psychologische rapport staat aan verweerders kant een advies van de GGD-arts, waarvan niet in geschil is dat deze geen deskundige is op psychologisch dan wel psychiatrisch gebied. Dit advies geeft voorts, zoals de voorzieningenrechter ook al heeft overwogen, geen inzicht in de gehanteerde meetinstrumenten en de wijze waarop de conclusie is getrokken dat eiser in staat moet worden geacht om het nader gehoor te ondergaan. Nu verweerder zich enkel gebaseerd heeft op dit advies van de GGD-arts is de rechtbank van oordeel dat verweerder het besluit niet in redelijkheid heeft kunnen baseren op het rapport van het nader gehoor. Dit klemt te meer nu verweerder zich evenmin gehouden acht om inhoudelijk in te gaan op het door eiser overgelegde psychologische rapport, dat gerede twijfel, ten aanzien van de capaciteiten van eiser om het nader gehoor te ondergaan, doet rijzen.
2.13 Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag ten onrechte in het kader van de ac-procedure afgewezen. Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 3:2 Awb. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren.
2.14 De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen met in achtneming van deze uitspraak.
2.15 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte kosten en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht € 322,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, moeten deze bedragen ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb worden betaald aan de griffier.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit;
3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak opnieuw te
beslissen op de aanvraag van 11 september 2005 met inachtneming van deze uitspraak;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 322,- en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, moet voldoen;
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.D. de Jong, rechter, en op 3 januari 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van A.H. de Vries, griffier.
afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.