ECLI:NL:RBSGR:2006:BA4721
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag BPM en feitelijke beschikkingsmacht over een auto
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) die aan eiser is opgelegd. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 13 juni 2006 uitspraak gedaan in het geschil over de rechtmatigheid van deze naheffingsaanslag. Eiser, die in Nederland woont, had op 27 april 2004 met een auto gebruik gemaakt van de openbare weg, terwijl deze auto niet geregistreerd was in Nederland en er geen BPM was betaald. Eiser werd op die datum door douaneambtenaren aangetroffen in de auto, die voorzien was van een tijdelijk Belgisch kenteken. Hij werd gewaarschuwd dat hij de auto diende te registreren en de BPM te voldoen, maar heeft hier geen actie op ondernomen.
De rechtbank oordeelde dat eiser op 21 en 22 mei 2004 opnieuw met de auto de weg gebruikte, zonder dat de BPM was voldaan. Eiser stelde dat hij verkeerd was ingelicht door de douaneambtenaren en dat hij ten onrechte een waarschuwing had gekregen. De rechtbank verwierp deze stelling en concludeerde dat eiser de feitelijke beschikkingsmacht over de auto had en dat hij op de hoogte was van zijn verplichtingen. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd op basis van de Wet BPM en de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en stelde vast dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van registratie en betaling van BPM voor in Nederland wonende personen die gebruik maken van niet-geregistreerde voertuigen.