ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ6430
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Ollermann
- Rechtspraak.nl
Waarde vaststelling onroerende zaak in het kader van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 juli 2006, ging het om de waardering van een onroerende zaak, een vrijstaande woning, in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente vastgestelde waarde van € 360.000, die was vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2003. Eiser betoogde dat de woning sinds november 2002 te koop stond zonder dat er enige biedingen waren gedaan, en stelde dat de waarde van de woning lager was dan € 300.000. De rechtbank heeft op 7 juli 2006 een zitting gehouden, waarbij eiser niet aanwezig was, maar de verweerder vertegenwoordigd was door twee personen.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de woning op de waardepeildatum een waarde in het economische verkeer had van € 360.000. De rechtbank baseerde dit oordeel op de verkoopprijs van een vergelijkingsobject dat op een kleinere kavel was verkocht voor € 306.500. De rechtbank concludeerde dat de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde niet in een juiste verhouding stond tot de gerealiseerde verkoopprijs van het vergelijkingsobject. Eiser had echter ook niet voldoende feiten en omstandigheden aangedragen om zijn voorgestelde waarde van minder dan € 300.000 aannemelijk te maken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de waarde van de woning vastgesteld op € 320.000, en het beroep van eiser gegrond verklaard. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar vernietigd en de aanslag onroerende-zaakbelasting verlaagd. Tevens is de gemeente gelast om het griffierecht van € 37 aan eiser te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H. Ollermann, in aanwezigheid van griffier H. van Lingen.