ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ6277
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Ollermann
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van aanslag inkomstenbelasting en uitstel voor aangifte
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, ging het om de tijdigheid van een aanslag inkomstenbelasting die aan eiser was opgelegd voor het jaar 2001. Eiser had verzocht om uitstel voor het indienen van zijn aangifte, wat hem werd verleend tot 1 september 2002. De rechtbank moest beoordelen of de aanslag, die was gedagtekend op 19 mei 2005, tijdig was opgelegd. Eiser stelde dat de aanslag te laat was, omdat hij slechts om drie maanden uitstel had gevraagd, wat volgens hem betekende dat de aanslag uiterlijk op 1 april 2005 opgelegd had moeten worden.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel eiser uitstel had gekregen, de termijn voor het opleggen van de aanslag niet automatisch verlengd werd met de extra tijd die verweerder had verleend. De rechtbank concludeerde dat de aanslag inderdaad te laat was opgelegd, omdat de wettelijke termijn van drie jaar na de datum van de belastingschuld was verstreken. De rechtbank vernietigde de aanslag en verklaarde het beroep van eiser gegrond. Tevens werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het griffierecht van € 37 aan eiser diende te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving omtrent uitstel en de termijnen voor het opleggen van belastingaanslagen. De rechtbank stelde vast dat de wet niet toestaat dat de termijn voor het opleggen van een aanslag wordt verlengd met ongevraagd verleend uitstel, wat in deze zaak leidde tot de vernietiging van de aanslag.