ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ5781
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep inzake machtiging tot voorlopig verblijf door gebrek aan bezwaar
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 november 2006 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres, van Pakistaanse nationaliteit, had op 23 juni 2005 een aanvraag ingediend bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Islamabad, met als doel gezinsvorming met haar referent. De aanvraag werd op 24 januari 2006 afgewezen, waarna referent op 5 februari 2006 bezwaar maakte. Echter, uit het bezwaarschrift bleek niet dat dit bezwaar mede namens eiseres was ingediend, noch dat eiseres referent een volmacht had gegeven om haar te vertegenwoordigen.
De rechtbank oordeelde dat eiseres geen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit en dat er geen omstandigheden waren die haar dit redelijkerwijs konden vergeven. De rechtbank benadrukte dat de naam van eiseres in het bezwaarschrift niet voldoende was om te concluderen dat zij ook daadwerkelijk bezwaar had gemaakt. Hierdoor kon eiseres geen beroep instellen tegen de beslissing op bezwaar, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van haar beroep.
De rechtbank heeft de termijn voor het indienen van een beroepschrift vastgesteld op vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Toekoen, met mr. M.P.J. Tillie als griffier. Partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.