ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ5757

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
259893 - FA RK 06-995
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek tot het maken van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk zonder opname van de Dozy-clausule

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 december 2006 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot het maken van huwelijkse voorwaarden door een echtpaar. Het verzoek werd ingediend op 14 februari 2006, met als bijlage een ontwerp van de notariële akte voor huwelijkse voorwaarden. Tijdens de behandeling op 30 oktober 2006 was mr. E.J. de Bie aanwezig als gemachtigde van de echtgenoten. De rechtbank vroeg de gemachtigde om het verzoekschrift aan te vullen met een gewijzigde concept-akte waarin de 'Dozy-clausule' was opgenomen, maar de echtgenoten gaven aan deze clausule niet te willen opnemen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de echtgenoten niet bereid waren om de Dozy-clausule op te nemen, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank. De gemachtigde stelde dat de Dozy-clausule niet binnen het wettelijk kader paste en dat er geen gevaar voor benadeling van schuldeisers bestond, omdat de huidige schuldeisers al beschermd waren onder artikel 1:102 BW van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelde echter dat het toestemmingsvereiste van artikel 1:119 BW geen bescherming biedt tegen het verlies van verhaal op toekomstige baten in de gemeenschap.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de echtgenoten onvoldoende onderbouwd hadden dat er geen gevaar voor benadeling van schuldeisers bestond en dat de opname van de Dozy-clausule in dit geval niet in het wettelijk kader paste. De rechtbank wees het verzoek tot het maken van huwelijkse voorwaarden af, met de overweging dat de bescherming van bestaande schuldeisers bij het opmaken van huwelijkse voorwaarden staande huwelijk geboden is. De beslissing werd genomen door mr. F.J. Verbeek, en de beschikking werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector Familie- en Jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Maken van huwelijkse voorwaarden
rekestnummer: FA RK 06-995
zaaknummer: 259893
datum beschikking: 12 december 2006
BESCHIKKING op het verzoekschrift van:
FA RK 06-995FA RK 06-995
[de man]
en
[de vrouw]
echtgenoten, wonende te [woonplaats]
gemachtigde: notaris mr. J.A. Alferink (notariskantoor Haans . Beijsens te Bergen op Zoom).
PROCEDURE
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 14 februari 2006 ter griffie van deze rechtbank ingediende verzoekschrift, met als bijlage onder meer een ontwerp van de op te maken notariële akte houdende huwelijkse voorwaarden.
Ingekomen zijn:
- een brief van 21 maart 2006 met bijlagen van mr. E.J. de Bie, kandidaat-notaris;
- een brief van 11 juli 2006 van mr. J.A. Alferink.
Op 30 oktober 2006 is het verzoek ter terechtzitting behandeld. Verschenen is namens de gemachtigde: mr. E.J. de Bie.
BEOORDELING
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van goedkeuring voor het maken van huwelijkse voorwaarden.
Bij brief van 14 maart 2006 heeft de griffier van de rechtbank de gemachtigde verzocht het verzoekschrift aan te vullen met:
1. een authentiek afschrift van de huwelijksakte;
2. het ontwerp van de op te maken notariële akte;
3. een nationaliteitsbewijs van beide echtgenoten;
4. een door de echtgenoten ondertekend vermogensoverzicht, waarin de activa en de passiva van ieder der echtgenoten zijn opgenomen,
een en ander conform het "model verzoekschrift maken of wijzigen huwelijkse voorwaarden staande huwelijk" van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: KNB) en/of conform het Procesreglement overige (boek 1) zaken.
Bij brief van 21 maart 2006 van mr. E.J. de Bie namens de gemachtigde is het verzoekschrift aangevuld met de stukken als vermeld onder 1, 2 en 3, zulks met de mededeling dat de echtgenoten door de beoogde huwelijkse voorwaarden wensen dat de vrouw gevrijwaard wordt van verhaal door eventuele toekomstige zakelijke schuldeisers van de man en dat de echtgenoten niet voornemens zijn de thans bestaande huwelijksgemeenschap te verdelen, zodat geen sprake kan zijn van benadeling van crediteuren, mede gezien het arrest van de Hoge Raad van 21 februari 1997, NJ 1998, 205.
Bij brief van 14 maart 2006 (de rechtbank merkt op dat de datering van deze brief onjuist is aangezien deze brief eerst na ontvangst van voormelde brief van 21 maart 2006 aan de gemachtigde is verzonden) heeft de rechtbank verzocht om het verzoekschrift aan te vullen met een gewijzigde concept-akte houdende huwelijkse voorwaarden (hierna: de concept-akte), met daarin opgenomen de "Dozy-clausule". De rechtbank heeft daarbij de gemachtigde verzocht om -indien de echtgenoten de Dozy-clausule niet willen opnemen- dit te motiveren. Voorts is verzocht om -in dat geval- te motiveren dat er geen gevaar bestaat voor benadeling van schuldeisers. Bovendien heeft de rechtbank opgemerkt dat in het door de gemachtigde aangehaalde arrest sprake is van een echtgenoot die na ontbinding van de gemeenschap afstand doet van de gemeenschap, terwijl in de onderhavige procedure sprake is en zal blijven van een onverdeelde gemeenschap die door de echtgenoten op ieder door hen gewenst moment op de door hen gewenste wijze kan worden verdeeld.
De gemachtigde heeft daarop bij brief van 11 juli 2006 te kennen gegeven dat de Dozy-clausule niet in de concept-akte is opgenomen omdat deze in casu niet binnen het wettelijk kader past. Volgens de gemachtigde is benadelingsgevaar voor (huidige) crediteuren niet aanwezig omdat zij reeds worden beschermd door artikel 1:102 BW terwijl het toestemmingsvereiste slechts betrekking heeft op de bescherming van de huidige (en niet: toekomstige) schuldeisers. Benadeling van schuldeisers kan uitsluitend ten gevolge van een ongelijke verdeling van de huwelijksgemeenschap ontstaan. In casu zal hiervan geen sprake zijn nu de echtgenoten niet -althans niet in de nabije toekomst- voornemens zijn om tot verdeling over te gaan, waardoor de verhaalsmogelijkheden van de crediteuren niet beperkt worden. Wanneer het ooit toch tot een verdeling komt, zullen de echtgenoten in beginsel bij helfte verdelen; zij zullen slechts anders dan bij helfte verdelen voor zover zulks geen gevaar voor benadeling van crediteuren oplevert.
Ter terechtzitting heeft mr. E.J. de Bie herhaald dat het niet de bedoeling van de echtgenoten is om thans de huwelijksgemeenschap te verdelen. Zij zijn op de hoogte van het feit dat -wanneer zij besluiten om wel te verdelen- verdeling bij helfte dient te geschieden. Zij zijn niet voornemens om bij een verdeling schuldeisers te benadelen. Indien in de toekomst schuldeisers ten gevolge van de verdeling van de huwelijksgemeenschap van partijen worden benadeeld, staat die schuldeisers de weg van artikel 3:45 BW (Pauliana) open. Uit het opnemen van de Dozy-clausule volgt derhalve slechts een uitbreiding van de reeds bij wet geregelde hoofdelijke aansprakelijkheid van elk der echtelieden. Wanneer de wetgever een dergelijke uitbreiding zou hebben voorgestaan, zou de wetgever daarvoor een regeling getroffen hebben, aldus mr. E.J. de Bie.
De rechtbank heeft de gemachtigde hierop in de gelegenheid gesteld met de echtgenoten overleg te voeren over het alsnog opnemen van de Dozy-clausule in de concept-akte en van de uitkomst van dat overleg binnen vier weken schriftelijk mededeling te doen. De rechtbank constateert dat de gemachtigde op generlei wijze binnen de hem daartoe gegeven termijn mededeling heeft gedaan van het verloop van voormeld overleg.
De rechtbank stelt gelet op het vorenstaande vast dat de echtgenoten niet bereid zijn gebleken om de Dozy-clausule op te nemen in de concept-akte. Met de echtgenoten is de rechtbank van mening dat het toestemmingsvereiste van artikel 1:119 BW geen bescherming beoogt van schuldeisers tegen het verlies van de mogelijkheid van verhaal op baten die zonder ontbinding van de gemeenschap in de toekomst in die gemeenschap zouden zijn gevallen. In die bescherming wordt voorzien door artikel 1:102 BW. Bij het opmaken van huwelijkse voorwaarden staande huwelijk, waar eerst sprake was van een huwelijksgemeenschap, is bescherming van de bestaande schuldeisers tegen ontbinding (en verdeling) van de bestaande huwelijksgemeenschap geboden. Opname van de Dozy-clausule voorziet daarin. Door te stellen dat zij (voorlopig) niet van plan zijn om tot verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap over te gaan, en dat zij niet de intentie hebben om bij een eventuele verdeling hun schuldeisers te benadelen, hebben de echtgenoten naar het oordeel van de rechtbank geenszins onderbouwd dat geen gevaar bestaat voor benadeling van schuldeisers dan wel dat opname van de Dozy-clausule in casu niet in het wettelijk kader past. De rechtbank overweegt ten overvloede dat dat laatste wel het geval zou kunnen zijn indien de vrouw afstand doet van de huwelijksgemeenschap zoals aan de orde was in het door de echtgenoten aangehaalde arrest van de Hoge Raad.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
BESLISSING:
De rechtbank:
Wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. Verbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 december 2006 in tegenwoordigheid van V. van den Hoed-Koreneef, griffier.