Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [gemeente A], eiser,
het college van burgemeester en wethouders van [gemeente], verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Op 31 mei 2005 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: WWB).
Bij besluit van 27 juli 2005 heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 25 augustus 2005 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 3 november 2005, verzonden op 10 november 2005, heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 8 december 2005 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 10 oktober 2006 ter zitting behandeld. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door Y. Özdemir, advocaat te Den Haag. Verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen.
De eerdere aanvragen van eiser om bijstand, van 31 augustus 2004 en 13 oktober 2004, zijn afgewezen. Naar aanleiding van onderhavige aanvraag heeft verweerder bij brief van 1 juli 2005 aan eiser verzocht uiterlijk op 8 juli 2005 de volgende gegevens te verstrekken:
- papieren betreffende echtscheiding
- papieren betreffende boedelscheiding
- hypothecaire papieren van alle panden die in bezit van eiser zijn of onlangs waren
- aanslag/voorlopige teruggaaf van de Belastingdienst over de jaren 2003, 2004, en 2005
- alle eigendomsaktes/koopaktes van alle in bezit zijnde of onlangs geweest zijnde woningen
- alle hypotheekaktes van al eisers woningen
- alle WOZ-beschikkingen van al eisers woningen
- alle aanslagen eigenaarsgedeelte OZB van al eisers woningen
- alle afschriften van alle bank-/girorekeningen inclusief spaarrekeningen en beleggingsrekeningen met betrekking tot de hypotheken
- laatste jaaroverzichten en polissen van al eisers levensverzekeringen
- verklaring van eisers advocaat of een andere belangenbehartiger waaruit de stand van zaken blijkt ten aanzien van eisers woningen
- compleet overzicht van alle schulden voorzien van bewijsstukken
- alle bankafschriften van de voorgaande drie maanden van de Fortisrekening, de girorekening en de ABN AMRO-rekening
- bewijsstukken betreffende de openbare verkoop van het pand [adres 1] en de opbrengst daarvan
- bewijsstukken betreffende de (openbare) verkoop van het pand [adres 2] en de opbrengst daarvan.
Bij brief van 8 juli 2005 heeft verweerder aan eiser bevestigd dat een deel van de gevraagde gegevens op 6 juli 2005 is ontvangen. Tevens is eiser in die brief verzocht om dezelfde gegevens als in de brief van 1 juli 2005 met dien verstande dat niet meer gevraagd wordt om de gegevens van de Belastingdienst met betrekking tot het jaar 2005 en dat tevens wordt gevraagd om de bewijsstukken betreffende de (openbare) verkoop van het pand [adres 3] en de opbrengst daarvan. Verweerder heeft eiser gemeld de gevraagde gegevens uiterlijk 22 juli 2005 in bezit te willen hebben. Tevens wordt aangegeven dat de gevraagde stukken aan de hand van de in de brief van 1 juli 2005 opgesomde lijst puntsgewijs en gesorteerd dienen te worden toegezonden. Verweerder meldt dat hij de aanvraag in behandeling kan nemen na het op die manier inleveren van de gevraagde stukken.
Eisers aanvraag is vervolgens bij het primaire besluit van 27 juli 2005 niet in behandeling genomen, omdat eiser de in de brief van 8 juli 2005 gevraagde gegevens niet, niet tijdig of onvolledig heeft geleverd.
Eiser stelt dat uit verweerders brief van 8 juli 2005 niet blijkt welke stukken nog ontbreken, terwijl verweerder wel bevestigt een deel van de stukken te hebben ontvangen en dat niet blijkt of deze stukken wel noodzakelijk zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser stelt tevens voldoende gegevens te hebben ingeleverd om het recht op bijstand te kunnen vaststellen. De door eiser ingeleverde tas met stukken is door de bijstandsconsulent ten onrechte zonder van de inhoud kennis te nemen naar eiser teruggestuurd.
Verweerder stelt dat de bijstandsconsulent uit de voor 8 juli 2005 ingeleverde grote plastic tas met bescheiden geen wijs kon worden, aangezien deze bescheiden ten onrechte niet waren gesorteerd. Zowel in telefonisch contact met eiser en zijn dochter en in de tweede termijnbrief van 8 juli 2005 is eiser duidelijk gemaakt hoe de stukken ingeleverd dienden te worden.
De rechtbank komt tot het volgende oordeel.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WWB, doet de belanghebbende - voor zover hier van belang - aan verweerder op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Ingevolge artikel 53a, eerste lid, van de WWB, bepaalt het college (...) welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Awb, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder opgevraagde gegevens en bescheiden noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de bijstandsaanvraag van eiser. De opgevraagde gegevens betreffen immers de financiële situatie van eiser. Hetgeen eiser hiertegen heeft aangevoerd treft dan ook geen doel.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of eiser voldoende gelegenheid heeft gehad zijn aanvraag aan te vullen.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser na de brief van 1 juli 2005 een plastic zak met gegevens heeft ingeleverd en dat deze door de bijstandsconsulent naar eiser is teruggestuurd vóór de tweede brief van 8 juli 2005.
De rechtbank overweegt dat op eiser de plicht rust, als degene die bijstand aanvraagt, om verweerder op zo’n manier gegevens te overhandigen dat op redelijk eenvoudige wijze inzicht kan worden verkrijgen in zijn inkomens- en vermogenspositie. Eiser was ten tijde van de eerdere aanvragen eigenaar van een viertal woningen in [gemeente A] en bij onderhavige aanvraag heeft hij opgegeven twee woningen in eigendom te hebben. Voorts heeft eiser bij de aanvraag aangegeven dat een drietal bank-/girorekeningen, twee hypotheken en een schuld op zijn naam staan. Bij een dergelijke veelheid en variatie in vermogensbestanddelen met bijbehorende mutaties mag verweerder bepalen, en kan van eiser worden verwacht, dat de gegevens overzichtelijk geordend bij verweerder worden ingeleverd. Verweerder was daarom bevoegd de plastic tas met ongeordende administratie aan eiser terug te sturen zonder van de inhoud kennis te nemen. Hetgeen eiser hiertegen heeft aangevoerd treft dan ook geen doel.
Eiser is bij brief van 8 juli 2005 een redelijke termijn van twee weken geboden om de gevraagde gegevens alsnog op een geordende en inzichtelijke wijze in te leveren. Eiser heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken.
Dat de naar eiser teruggezonden tas met bescheiden bij verweerder retour is gekomen met de de melding 'retour/verhuisd' dient voor rekening van eiser te blijven, nu de terugzending door verweerder naar het juiste adres is geschied. Indien eiser, zoals hij ter zitting heeft gesteld, op 11 juli 2005 naar het buitenland is vertrokken, dient de consequentie dat hij daardoor niet tijdig de bescheiden geordend heeft kunnen aanleveren, voor zijn rekening en risico te komen.
Verweerder heeft daarom in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag gebruik kunnen maken. In hetgeen eiser verder nog heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond dat verweerder het gebruik van die bevoegdheid in het geval van eiser achterwege heeft moeten laten.
Het beroep is derhalve ongegrond.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Rechtbank 's-Gravenhage,
verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. M. Munsterman en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2006, in tegenwoordigheid van de griffier mr. F. Mulder.