ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ5663
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de voortduring van vreemdelingenbewaring op de Detentieboot Reno
In deze zaak heeft de rechtbank ’s-Gravenhage op 22 december 2006 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van vreemdelingenbewaring van een Indiase vreemdeling, die op dat moment verbleef op de Detentieboot Reno te Rotterdam. De vreemdeling had eerder een beroepschrift ingediend tegen de maatregel van bewaring, die door de Minister van Justitie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling sinds 27 december 2005 niet meer door de verweerder was gehoord en dat hij bereid was om mee te werken aan zijn uitzetting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestond, en dat de omstandigheden van de vreemdeling, waaronder zijn zware criminele antecedenten, niet voldoende waren om de maatregel van bewaring onrechtmatig te achten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) van 3 april 2006, waarin werd gesteld dat de rechtmatigheid van de uitvoering van de maatregel van bewaring niet ter beoordeling van de bewaringsrechter staat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vreemdeling geen actieve medewerking verleende aan het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit, wat de voortzetting van de bewaring rechtvaardigde. De rechtbank heeft het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de conclusie dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder vreemdelingenbewaring kan worden voortgezet en de rol van de rechtbank in het beoordelen van de rechtmatigheid van dergelijke maatregelen. De rechtbank heeft de belangen van de vreemdeling afgewogen tegen de belangen van de staat en heeft geoordeeld dat de voortzetting van de maatregel gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden van de zaak.