ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ5358

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/900375-04 Raadkamer
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) en niet-ontvankelijkheid verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 november 2006 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 126e van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. P.J. Hoogendam. Het verzoek strekte tot onverwijlde dan wel spoedige beëindiging van het strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) met parketnummer 09/900375-04. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek is ingekomen op 1 maart 2006 en dat er op 22 augustus 2006 en 7 november 2006 zittingen hebben plaatsgevonden in raadkamer.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de voortgang van het SFO en de relevante stukken, waaronder een tussenbeschikking van 5 september 2006 en proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van nodeloze vertraging in de voortgang van het SFO. Er zijn voldoende onderzoekshandelingen verricht en er zijn nog verdere stappen gepland die de voortzetting van het SFO rechtvaardigen.

De rechtbank heeft het verzoek van de verdachte om een verklaring voor recht af te geven, inhoudende dat het SFO ten onrechte is ingesteld, afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het verzoek geen grond vindt in artikel 126e van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de rechter-commissaris de bevoegdheid heeft om een machtiging voor het instellen van een SFO te verlenen. De rechtbank verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in het aanvullende verzoek en wijst het verzoek tot beëindiging van het SFO af.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
parketnummer: 09/900375-04
kenmerk RK: 06/589
Beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, raadkamer in strafzaken, op het verzoekschrift ex artikel 126e van het Wetboek van Strafvordering van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1958] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
te dezer zake domicilie kiezende te 's-Gravenhage, Jacob Mosselstraat 2
ten kantore van zijn raadsman, mr P.J. Hoogendam
ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 1 maart 2006, strekkende tot onverwijlde dan wel spoedige beëindiging van het strafrechtelijk financieel onderzoek met bovengenoemd parketnummer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de tussenbeschikking, gegeven door deze rechtbank op 5 september 2006, alsmede van het proces-verbaal ter zitting van de raadkamer d.d. 22 augustus 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2006 van de rechter-commissaris in deze rechtbank mr. J.A. van Steen, met RC-nummer 04/1543.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van politie Haaglanden bureau recherche expertise FRU met proces-verbaalnummer: 1509.2005.000570, ingekomen bij de griffier op 7 november 2006.
De rechtbank heeft op 22 augustus 2006 en 7 november 2006 dit verzoekschrift in raadkamer behandeld.
Verzoeker, bijgestaan door mr. Hoogendam, advocaat te 's-Gravenhage, is in raadkamer gehoord.
Mr Hoogendam heeft op 7 november 2006 ter zitting in raadkamer namens verzoeker het verzoekschrift mondeling aangevuld met het verzoek om een verklaring voor recht af te geven, inhoudende dat het SFO ten onrechte is ingesteld.
De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot afwijzing van beide verzoeken.
Beoordeling van het verzoekschrift.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot behandeling van het verzoekschrift. Ten aanzien van het door de raadsman van verzoeker ter zitting gedane mondelinge verzoek om een verklaring voor recht af te geven inhoudende dat het SFO ten onrechte is ingesteld overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank vindt dit verzoek geen grond in artikel 126e van het Wetboek van Strafvordering. Op grond van artikel 126, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is aan de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken voorbehouden om - op vordering van de officier van justitie - een machtiging af te geven tot het instellen van een SFO. Het afgeven van de machtiging impliceert het rechterlijk oordeel dat er voldoende omstandigheden en gronden zijn om tot een SFO over te gaan.
Artikel 126e van het Wetboek van Strafvordering maakt rechterlijke controle op de voortgang van het SFO mogelijk. Tekst noch wetsgeschiedenis van dit artikel geeft een concreet aanknopingspunt om aan te nemen dat de wetgever met de invoering van dit artikel tevens de rechterlijke bevoegdheid heeft willen creëren om nader te beoordelen of - destijds - voor het instellen van het SFO een voldoende basis aanwezig was. De rechtbank zal verzoeker dan ook niet-ontvankelijk verklaren in het aanvullende verzoek.
De rechtbank heeft na de tussenbeschikking van 5 september 2006 kennis kunnen nemen van de relevante stukken, zodat zij zich een oordeel heeft kunnen vormen over de voortgang van het SFO. Bestudering van deze stukken brengt de rechtbank tot het oordeel dat er geen sprake is van nodeloze vertraging. Gebleken is dat sinds de instelling van het SFO met de nodige voortvarendheid onderzoekshandelingen zijn verricht en voorts dat nog een aantal onderzoekshandelingen gepland zijn die de voortzetting van het SFO rechtvaardigen. Het geheel overziende komt de rechtbank derhalve tot het oordeel dat het verzoek strekkende tot onverwijlde dan wel spoedige beëindiging van het SFO moet worden afgewezen.
Beslissing.
De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het ter zitting mondeling gedane verzoek;
- wijst het verzoek zoals neergelegd in het verzoekschrift af.
Deze beschikking is gegeven in raadkamer te 's-Gravenhage op 21 november 2006 door mrs Meskers, voorzitter, De Jong en Dubbelman, rechters, in tegenwoordigheid van Tiemensma, griffier.
Mr Dubbelman is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.