ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ4957

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
rolnr 06/5957
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. van der Windt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenzijdige wijziging van de vergoeding in de collectieve ziektekostenregeling en de toepassing van redelijkheid en billijkheid

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering (SRK) en een werknemer, aangeduid als [gedaagde], over de wijziging van de vergoeding voor de collectieve ziektekostenverzekering. De werknemer was sinds 1 maart 2001 in dienst bij SRK en had een arbeidsovereenkomst waarin was vastgelegd dat SRK 75% van de premie van de collectieve ziektekostenverzekering zou vergoeden. Echter, met de invoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) per 1 januari 2006, heeft SRK de regeling eenzijdig gewijzigd, waardoor de werknemer slechts de wettelijk verplichte bijdrage plus een gewenningsbijdrage van € 10,- per maand vergoed kreeg. De werknemer betwistte deze wijziging, omdat zijn arbeidsovereenkomst geen eenzijdig wijzigingsbeding bevatte en hij meende dat de wijziging in strijd was met de redelijkheid en billijkheid zoals bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW.

De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van de arbeidsvoorwaarden voortvloeide uit de wetswijziging en dat SRK niet zonder meer de oude regeling kon laten vervallen. De kantonrechter benadrukte dat de ongewijzigde voortzetting van de regeling niet onaanvaardbaar moest zijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. SRK werd in de gelegenheid gesteld om financiële gegevens te overleggen die de gevolgen van de wijziging voor de werknemer en de organisatie zouden aantonen. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling, waarbij partijen ook de mogelijkheid kregen om tot een onderlinge oplossing te komen.

De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van werknemers tegen eenzijdige wijzigingen in arbeidsvoorwaarden, vooral wanneer deze wijzigingen aanzienlijke financiële gevolgen hebben. De kantonrechter zal in een volgende zitting de financiële effecten van de wijziging verder onderzoeken en de partijen aanmoedigen om in overleg tot een oplossing te komen.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie Delft
JW/THV
rolnr 06/5957
30 november 2006
Vonnis in de zaak van:
de stichting Stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering,
gevestigd te Zoetermeer,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.A.A. Duk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden aangeduid als SRK en [gedaagde].
Procedure:
- het tussenvonnis van 7 september 2006;
- akte uitlaten producties aan zijde van SRK;
- akte uitlaten aan zijde van [gedaagde].
Rechtsoverwegingen:
1. De kantonrechter neemt hier over hetgeen hij in zijn tussen partijen gewezen en op 7 september 2006 uitgesproken vonnis heeft overwogen en beslist.
2. Naar aanleiding van hetgeen in dat vonnis werd overwogen heeft SRK ter rolle van 12 oktober 2006 de gevraagde nadere toelichting gegeven. Ter rolle van 2 november 2006 heeft [gedaagde] gereageerd.
3. Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
4. De kantonrechter stelt voorop, dat de vraag welke partijen in het gemeenschappelijk verzoek ex artikel 96 Rv. in het petitum ter beantwoording aan de kantonrechter hebben voorgelegd - te weten, welke ziektekostenregeling van toepassing is op de arbeidsovereenkomst tussen partijen - strikt genomen geen beantwoording behoeft. Immers, buiten kijf staat dat vanaf 1 januari 2006 de Zorgverzekeringswet (verder: Zvw) van toepassing is. Het eigenlijke geschil betreft veeleer (zie ook sub 2. van het gemeenschappelijk verzoek) of, en zo ja op welke wijze, de tussen partijen geldende arbeidsvoorwaarden door de invoering van de Zvw gewijzigd moeten worden. Dat geschil zal mitsdien door de kantonrechter worden beslecht. De kantonrechter gaat er daarbij vanuit dat hij zijn beslissing in hoogste ressort zal geven, nu gesteld noch gebleken is dat partijen zich de mogelijkheid van hoger beroep hebben voorbehouden.
5. Tussen partijen staat het volgende vast.
a. [gedaagde] is sinds 1 maart 2001 bij SRK in dienst, laatstelijk als senior advocaat.
b. In de individuele arbeidsovereenkomst van 30 januari 2001, welke geen eenzijdig wijzigingsbeding bevat, is overeengekomen dat SRK 75% van de premie van de collectieve ziektekostenverzekering van [gedaagde] zal vergoeden.
c. Daarnaast vermeldt de arbeidsovereenkomst:
"Het voorgaande wordt op sommige delen nader uitgewerkt en aangevuld door de CAO voor het Verzekeringsbedrijf (binnendienst), die door SRK naar analogie pleegt te worden toegepast, en door de in de SRK-Personeelsgids opgenomen regelingen".
d. Artikel 7.3 van de CAO 2004-2007 bepaalt:
"1. De werkgever zal aan de werknemer, die niet verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet, een bijdrage verstrekken in de door de werknemer te betalen premie voor een vrijwillige ziektekostenverzekering voor zichzelf en de te zijnen lasten komende partner en kinderen voorzover deze op de polis van de werknemer zijn meeverzekerd.
Het staat de werkgever vrij deze bijdrage uitsluitend te verbinden aan een door de onderneming gehanteerde collectieve verzekering.
2. De bijdrage bedraagt 60% van de door de werknemer te betalen premie inclusief MOOZ- en WTZ-heffing.
3. Met ingang van 1 januari 2006 vervallen de leden 1 en 2 van dit artikel en wordt de Zorgverzekeringswet van kracht. Werkgevers betalen vanaf die datum het wettelijk vastgestelde inkomensafhankelijke deel van de werknemersbijdrage. Uitgangspunt is dat de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet per werkgever kosten neutraal zal plaatsvinden.
4. Als bijdrage voor de stijging van de ziektekosten zal de werkgever aan de werknemer een bedrag uitkeren van EUR 170,- bruto. Dit bedrag zal in 17 maandelijkse termijnen van EUR 10,- worden uitbetaald met ingang van 1 januari 2006. Het staat de werkgever vrij deze bijdrage uitsluitend toe te kennen aan de werknemer die deelneemt aan de door de onderneming gehanteerde collectieve aanvullende verzekering. (...)".
e.De personeelsgids van SRK d.d. 1 juli 2002 bepaalt in artikel 6.7. het volgende:
"Medewerkers die niet verplicht zijn verzekerd op grond van de Ziekenfondswet kunnen deelnemen aan de collectieve SRK-ziektekostenverzekering, die is ondergebracht bij AXA. Ook de
partner en de kinderen kunnen worden meeverzekerd, indien en voorzover zij niet in het ziekenfonds of elders zijn verzekerd. SRK betaalt een tegemoetkoming van 75% van de premie van de collectieve verzekering van een medewerker en van zijn partner en kinderen, voorzover zij niet zelf aanspraak kunnen maken op een werkgeversbijdrage. De bijdrage is gebaseerd op de volgende standaarddekkingsomvang:
- ziekenhuisopname klas 3
- huisarts en alternatieve geneeswijze meeverzekerd
- eigen risico nihil
Een uitgebreidere dekking of een dekking in een hogere ziekenhuisklasse is wel mogelijk, maar de meerpremie komt niet voor vergoeding in aanmerking.
De vergoeding van 75% wordt door de fiscus als loon beschouwd en is dus onderhevig aan inhoudingen e.d. (...)
SRK betaalt de volledige premie rechtstreeks aan de verzekeraar en houdt vervolgens in maandelijkse termijnen de eigen bijdrage van 25% in op het netto-salaris van de medewerker. (...)"
f. De inhoud van de Personeelsgids is tot stand gekomen met instemming van de Ondernemingsraad van SRK.
g. SRK heeft in overleg met de Ondernemingsraad de hiervoor bedoelde regeling vervangen. De nieuwe regeling bepaalt onder meer: "SRK Rechtsbijstand heeft een collectieve zorgverzekering afgesloten bij VPZ assuradeuren te Delfzijl met als risicodrager VGZ verzekeringen. (...)
De collectieve zorgverzekering is toegankelijk voor:
- De medewerkers in dienst van SRK Rechtsbijstand.
- De partners van de medewerkers in dienst van RSK Rechtsbijstand.
- De kinderen van de medewerkers in dienst van SRK Rechtsbijstand of diens partner.
- Voor kinderen ouder dan 18 jaar geldt: studerend en tot een leeftijd van 27 jaar.
- De ex-medewerkers van SRK Rechtsbijstand en hun partner die gebruikmaken van de VUT-regeling.
(...) SRK Rechtsbijstand zal de premie van de medewerker, die in dienst is van SRK Rechtsbijstand, maandelijks netto inhouden op het salaris. Indien de partner en/of kinderen van 18 jaar of ouder worden meeverzekerd, zal deze premie eveneens worden meeverzekerd, zal deze premie eveneens worden ingehouden op het netto salaris.
Gewenningsbijdrage:
SRK Rechtsbijstand vergoedt de gewenningsbijdrage van € 10,- bruto aan een medewerker die deelneemt aan de collectieve zorgverzekering (incl. XAV Top) van SRK Rechtsbijstand. De bruto vergoeding wordt maandelijks bij het salaris uitbetaald.”
h. Als gevolg van de invoering van de Zvw dient SRK vanaf 1 januari 2006 voor al haar medewerkers een werkgeversbijdrage te betalen van 6,5% ; daarnaast vergoedt SRK de gewenningsbijdrage ad € 10,-- per maand gedurende 17 maanden vanaf 1 januari 2006.
i. [gedaagde] (en zijn echtgenote en studerende meerderjarige kinderen) was en is verzekerd bij dezelfde zorgverzekeraar via deelneming aan de collectieve ziektekostenverzekering van SRK.
j. Bij bericht van 12 januari 2006 heeft SRK haar personeel (nader) ingelicht over onder meer het vervallen per 1 januari 2006 van de werkgeversbijdrage voor de particuliere ziektekostenverzekering.
k. Bij brief van 27 februari 2006 heeft [gedaagde] onder meer geprotesteerd tegen het uitblijven van de betaling door SRK van de bijdrage ziektekostenpremie over de maanden januari en februari 2006.
6. Het standpunt van SRK luidt als volgt.
Ook al bevat de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] geen eenzijdig wijzigingsbeding, SRK is in bepaalde gevallen wel gerechtigd die arbeidsovereenkomst eenzijdig te wijzigen. Een dergelijke wijziging zal moeten voldoen aan de eisen zoals door de Hoge Raad geformuleerd in het zogenaamde Taxi Hofmanarrest (HR 26 juni 1998, JAR 1998/199). Op grond van dat arrest kan onder omstandigheden van de werknemer de bereidheid tot aanpassing van de arbeidsvoorwaarden worden gevraagd. De werknemer zal op redelijke voorstellen van de werkgever moeten ingaan en mag dergelijke voorstellen slechts dan afwijzen wanneer de aanvaarding ervan redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd.
Het onderscheid tussen particuliere en ziekenfondsverzekeringen is per 1 januari 2006 komen te vervallen. Dat maakt dat de regelingen die dat onderscheid nog wél maken per definitie niet onverkort kunnen worden gehandhaafd. De bepaling in arbeidsovereenkomst van [gedaagde] over de vergoeding van ziektekostenpremies, wordt aangevuld door de CAO en de Personeelsgids. Die beide regelingen maken onderscheid tussen ziekenfondsverzekerden en niet-ziekenfondsverzekerden door te bepalen dat de werkgever slechts een deel van de premie van de particuliere ziektekostenverzekering vergoedt. Ongewijzigde voortzetting daarvan is sinds 1 januari 2006 dan ook niet meer mogelijk.
De CAO bevat een regeling die per 1 januari 2006 de regeling zoals die voor de invoering van de Zvw gold, heeft vervangen. Basis van die regeling is dat invoering van de Zvw per werkgever kostenneutraal zal zijn. De Personeelsgids hield geen rekening met de invoering van de Zvw, zodat SRK begin 2006 een vervangende regeling heeft opgesteld.
Bij het formuleren van de nieuwe regeling heeft SRK - net zoals de CAO voorschrijft - haar totale kosten en niet de inkomens van haar werknemers als uitgangspunt genomen. De stelling dat de wijzigingen van het zorgstelsel grotendeels voor rekening van de werkgever zouden moeten komen, is immers niet in overeenstemming met de zogenaamde salderingsregeling en de parlementaire geschiedenis van de Zvw en de Invoerings- en aanpassingswet Zvw (verder: I&A-wet Zvw) waarin onder meer staat:
"Voorkomen moet worden dat de werkgevers te maken krijgen met dubbele lasten doordat zij naast de wettelijke werkgeversbijdrage ook nog in het kader van een arbeidsovereenkomst verplichtingen hebben op het vlak van bijdragen in de ziektekostenverzekering van hun werknemers,"
(Bijl. Hand. TK 2003-2004,29763, nr. 3, pag. 48; zie ook: Bijl. Hand. EK 2004-2005,30 124c, p. 53).
Ondanks dat met de door SRK in 2006 te betalen werkgeversbijdrage een hoger bedrag gemoeid is dan het bedrag dat zij in 2005 aan vergoedingen van de particuliere ziektekostenverzekeringspremie betaalde, is in de nieuwe regeling opgenomen dat aan iedere werknemer (naast de wettelijke werkgeversbijdrage) een zogenaamde gewenningsbijdrage van € 10,-- per maand wordt betaald. Ook hier heeft SRK derhalve de CAO gevolgd. Er is gekozen voor een vaste gewenningsbijdrage die voor ieder werknemer gelijk is. De stelselwijziging heeft immers voor iedere werknemer andere gevolgen, juist omdat sprake is van een geheel nieuw stelsel. Niet gezegd kan worden dat de werknemer die in 2005 aanspraak maakte op de grootste nominale bijdrage in de premie er door de invoering van de Zvw ook per definitie het meest op achteruitgaat. Een aparte berekening van de gevolgen per werknemer en een daaraan aangepaste gewenningsbijdrage, zou een aanmerkelijke administratieve last voor SRK met zich brengen. De keuze om aan iedere werknemer eenzelfde gewenningsbijdrage toe te kennen is derhalve begrijpelijk en redelijk (en bovendien in overeenstemming met het beginsel gelijk loon voor gelijke arbeid).
Overigens heeft SRK de nieuwe regeling - onverplicht - voorgelegd aan haar Ondernemingsraad, die zijn instemming daaraan heeft verleend.
Al met al heeft SRK niet alleen een zwaarwegend en gerechtvaardigd belang om de ziektekostenregeling te wijzigen, maar ook om de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] dusdanig te wijzigen door daarop de nieuwe ziektekostenregeling van toepassing te verklaren.
[gedaagde] verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar HR 25 februari 2000, JAR 2000/85 (FNV/Frans Maas). In die zaak ging het om de vraag welke invloed de invoering van de Wet terugdringing ziekteverzuim - WTZ - had op reeds lopende arbeidsovereenkomsten met een zogenaamde suppletieregeling voor ziekteverzuim die neerkwam op een aanvulling tot 100% van het door de bedrijfsvereniging uitbetaalde ziekengeld van 70% van het laatstverdiende loon. (Door de wetswijziging werden werkgevers verplicht gedurende de eerste zes weken 70% van het loon door te betalen, terwijl dat voorheen door de bedrijfsvereniging werd betaald.) De Hoge Raad overwoog dat de Rechtbank had moeten onderzoeken of het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om de suppletieregeling ongewijzigd in stand te laten.
Anders dan [gedaagde] impliciet stelt, kan uit deze uitspraak niet worden opgemaakt dat SRK de oude regeling in stand moet houden. Ten eerste omdat "slechts" is besloten welke maatstaf er bij de beoordeling moet worden toegepast en ten tweede omdat een aanmerkelijk verschil bestaat tussen het onderhavige geschil en het geschil dat Frans Maas en FNV verdeeld hield daar waar het de aard van de wetswijziging betreft. De invoering van de WTZ vergrootte de loondoorbetalingsverplichting van werkgevers. De afschaffing van de suppletieregeling door Frans Maas had tot resultaat dat een aanzienlijk deel van deze aangescherpte werkgeversverplichting werd afgewenteld op de werknemers, hetgeen niet de bedoeling van de wetgever was.
In het onderhavige geval is sprake van een andere situatie. De Zvw is niet gericht op een wijziging van verplichtingen van werkgevers, maar op een wijziging van het ziektekostenverzekeringsstelsel (die gedeeltelijk door werkgevers opgevangen moet worden). Het verschil tussen beide situatie blijkt ook uit het feit dat volgens de parlementaire geschiedenis en op grond van de salderingsregeling voorkomen moet worden dat werkgevers te maken krijgen met dubbele lasten. Het feit dat het inkomen van [gedaagde] er door de invoering van de Zvw op achteruit is gegaan, is - anders dan in geval van het Frans Maasarrest - geen gevolg van de afschaffing van de suppletieregeling, maar van de invoering van het nieuwe zorgverzekeringsstelsel. Deze inkomensachteruitgang behoeft naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet voor rekening van SRK - als zijnde zijn werkgever - te komen.
SRK heeft haar standpunt in de nadere toelichting ter rolle van 12 oktober 2006 nog verder toegelicht. Zij heeft daarbij onder meer verwezen naar een uitspraak van de kantonrechter te Leiden van 9 augustus 2006, JAR 2006/219, en een uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling van 21 augustus 2006 (2006-183). Op de toelichting zal in het navolgende - voor zover van belang - nader worden ingegaan.
7. Het standpunt van [gedaagde] luidt als volgt.
Voor indiensttreding van [gedaagde] is tussen partijen onderhandeld over de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. In die onderhandelingen heeft SRK als element naar voren gebracht haar bereidheid om (onder meer) 75% van de maandelijkse premies voor de ziektekostenverzekering van [gedaagde] en zijn gezinsleden aan hem te vergoeden op voorwaarde dat [gedaagde] zou deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering van SRK. Op basis van deze voorstellen zijn partijen tot overeenstemming gekomen.
Conform de individuele regeling heeft SRK over de periode maart 2001 t/m december 2005 75% van de maandelijkse ziektekostenpremies van [gedaagde] en zijn gezinsleden (vrouw zonder inkomsten en studerende, thans meerderjarige kinderen) aan hem vergoed.
Sinds 1 januari 2006 vergoedt SRK echter slechts de wettelijk verplichte bijdrage, bedoeld in art. 46 Zvw, vermeerderd met € 10,-- gewenningsbijdrage als overeengekomen tussen de CAO-partijen. Per saldo vergoedt SRK thans € 172,58 in plaats van voorheen € 423,73.
In het licht van de tussen partijen overeengekomen regel dat SRK 75% van de premie van [gedaagde] dient te vergoeden, constateert [gedaagde] een beduidende tekortkoming in de nakoming daarvan.
Binnen enige dagen nadat [gedaagde] (aan de hand van de loonstrook van februari 2006) kennis kreeg van de nieuwe vergoedingssystematiek van SRK, heeft hij schriftelijk tegen deze tekortkoming geprotesteerd en SRK bij brief van 27 februari 2006 verzocht alsnog uitvoering te geven aan de tussen partijen geldende oude afspraak, waarin SRK 75% van de maandelijkse premie aan hem dient te vergoeden. Daarbij zij vermeld, dat [gedaagde] geen wijziging heeft gebracht in zijn deelneming aan de collectieve ziektekostenverzekering van SRK.
De arbeidsovereenkomst van [gedaagde] bevat geen eenzijdig wijzigingsbeding als bedoeld in artikel 7:613 BW. De CAO Verzekeringsbedrijf 2006 is slechts aanvullend van toepassing en kan derhalve geen afbreuk doen aan de individueel overeengekomen verplichting van SRK om 75% van de premies voor ziektekosten te vergoeden. Voor dit standpunt vindt [gedaagde] ook steun in de literatuur (met name mr. G.C. Boot, Arbeidsrecht 2005/12, "Nieuwe Zorgverzekeringswet: de bijdrage door de werkgever" ). Volgens Boot dient de overgangsregeling van art. 2.5.8. I&A-wet Zvw, aldus te worden uitgelegd dat de werkgever de wettelijke bijdrage mag aftrekken van de contractuele bijdrage. Mr. Boot citerend: "Indien de oude contractuele verplichting een groter bedrag betreft dan de nieuwe wettelijke verplichting, dan wordt de wettelijke bijdrage verminderd tot nihil, maar laat dit de oude contractuele verplichting van de werkgever tegenover zijn werknemer voor het overige ongemoeid (Kamerstukken II 2004/2005, 30124, nr 3,. P. 41). (..) In de memorie van toelichting I&A-wet Zvw wordt gesteld dat 'aan de nakoming van oude afspraken geen afbreuk wordt gedaan'. (..) Naar mijn oordeel dient de passage uit de memorie van toelichting zo te worden uitgelegd dat (..) de oude contractuele afspraak niet 'nietig' wordt door de nieuwe wet (...)". [gedaagde] sluit zich bij deze conclusie aan. De weggelaten delen uit deze redenering zien op het neveneffect dat de werknemer er niettemin per saldo d.w.z. netto op achteruit kan gaan. Dat fiscale neveneffect laat echter de principiële argumentatie onverlet. Mr. Boot voegt hieraan toe dat de salderingsregeling van de I&A-wet Zvw "alleen (geldt) wanneer het om een op 31 december 2005 bestaande, nadien niet gewijzigde afspraak gaat".
Tussen [gedaagde] en SRK zijn sinds 1 januari 2006 geen andere of gewijzigde afspraken tot stand gekomen. SRK heeft haar personeel, waaronder [gedaagde], eenzijdig meegedeeld, onder de kop "Wijziging regelgeving per 1 januari 2006" dat de werkgeversbijdrage voor de particuliere ziektekostenverzekering per 1 januari 2006 komt te vervallen. Een eenzijdige mededeling van SRK aan [gedaagde] vormt geen gewijzigde afspraak. [gedaagde] heeft bovendien duidelijk geprotesteerd tegen de handelwijze van SRK.
De effecten van de stelselwijziging zijn voorts behandeld door mr. K.P.D. Vermeulen in Arbeidsrecht 2006/4; "De salderingsregeling".
Mr. Vermeulen sluit zich aan bij de bovengenoemde redenering van mr. Boot. Zijns inziens "is de werkgever niet bevoegd arbeidsvoorwaarden eenzijdig te verlagen.(...) Eenzijdige wijziging van de contractuele regeling is immers in beginsel niet toegelaten (...) een dergelijke eenzijdige wijziging strikt genomen niet mogelijk is. (...) In veel gevallen zullen de werkgever en de werknemer de afspraak nog niet hebben gewijzigd, zodat de werkgever de salderingsregeling kan toepassen. In die gevallen zullen partijen overigens vroeg of laat hun afspraak moeten aanpassen. ".
De mededeling van SRK aan haar personeel dat zij per 1 januari 2006 niet langer zal bijdragen in de ziektekostenverzekering, vormt ook geen redelijk voorstel aan [gedaagde] om in te stemmen met een wijziging. SRK doet immers geen voorstel maar constateert eenvoudig dat haar contractuele bijdrage zou zijn vervallen op grond van gewijzigde regelgeving. Deze constatering van SRK is onjuist. Er is op 1 januari 2006 geen regel van kracht geworden die meebrengt dat SRK voortaan is bevrijd van haar contractuele verplichting jegens [gedaagde] tot vergoeding van 75% van de maandelijkse premies voor de ziektekostenverzekering van hemzelf en zijn gezinsleden. De enkele omstandigheid dat de Zorgverzekeringswet de bestaande particuliere (collectieve) ziektekostenverzekering thans aanduidt met de term zorgverzekering, doet blijkens de memorie van toelichting evenmin afbreuk aan bestaande contractuele afspraken. Evenmin vormt de tussen de CAO-partijen overeengekomen afspraak om artikel 7.3 (houdende een werkgeversbijdrage van 60%) per 1 januari 2006 te laten vervallen, reden om de individuele afspraken tussen [gedaagde] en SRK inzake de werkgeversbijdrage eveneens als vervallen te beschouwen. De CAO geldt immers slechts aanvullend. Bij gebreke van een eenzijdig wijzigingsbeding als bedoeld in art. 7:613 BW zal de werkgever bij gewijzigde omstandigheden een redelijk verzoek aan de werknemer kunnen doen, dus een met redenen onderbouwd verzoek, waarin zowel rekening is gehouden met de belangen van de werkgever, als de belangen van de werknemer. Indien de werkgever met een zorgvuldig afgewogen en redelijk voorstel komt, kan de werknemer verplicht zijn om positief op dat wijzigingsvoorstel te reageren.
[gedaagde] wijst op het arrest van de Hoge Raad van 26 juni 1998, NJ 1998, 767, "Taxi Hofman" en op het naar zijn mening verhelderende artikel van mevr. mr. C.S. Kehrer-Bot en mevr. mr. E.J.L. Bruyninckx in Arbeidsrecht 2005/4: "Eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden."
In laatstgenoemd artikel wordt aan de hand van literatuur en jurisprudentie betoogd dat "bij eenzijdige wijziging van collectieve regelingen de hoge norm van artikel 6:248 lid 2 BW (derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid) dient de gelden, mitsdien de maatstaf dat een tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel niet (meer) van toepassing is voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De schrijvers verwijzen dan voor de toepasselijkheid in het arbeidsrecht naar het arrest van de Hoge Raad van 25 februari 2000, JAR 2000/85, FNV /Frans Maas, in welke zaak een wetswijziging op het vlak van arbeidsvoorwaarden aan de orde was, vergelijkbaar met de onderhavige zaak van [gedaagde] en SRK. In genoemd arrest ging het om een collectieve regeling die voorzag in loonsuppletie tijdens ziekte, na invoering van de Wet terugdringing ziekteverzuim van 1 januari 1994. [De wet Terugdringing Ziekteverzuim bepaalde dat werkgevers bij ziekte de eerste twee of zes weken minimaal 70% van het loon moesten doorbetalen. Het was niet meer mogelijk om de eerste twee wachtdagen of de bovenwettelijke uitkering (aanvulling loon tot 100%) bij de bedrijfsvereniging te herverzekeren.] In deze uitspraak casseerde de Hoge Raad het oordeel van de rechtbank dat inhield dat ongewijzigde instandhouding van de suppletieregeling in verband met de gewijzigde wettelijke regels ten opzichte van de werkgever 'niet redelijk' was. Weliswaar dient SRK individueel met [gedaagde] tot nieuwe afspraken te komen over een redelijk wijzigingsvoorstel, daarbij dient echter de norm voor collectieve wijziging van arbeidsvoorwaarden in acht te worden genomen, omdat de gewijzigde omstandigheid ook het gehele personeel aangaat en van individuele afspraken met [gedaagde] precedentwerking uitgaat voor het overige personeel. SRK dient dus aannemelijk te maken dat ongewijzigde toepassing van de contractuele regel om 75% van de premie van [gedaagde] te vergoeden (onder saldering van haar wettelijke bijdrage) tot onaanvaardbare gevolgen voor haar lijdt. SRK heeft [gedaagde] nog geen inzage gegeven in de gevolgen van de stelselwijziging, noch bij handhaving van de contractueel met hem (en andere voorheen particulier verzekerde medewerkers), noch bij het geheel of gedeeltelijk laten vervallen van die afspraken. Voor [gedaagde] is zodoende niet kenbaar of sprake is van onaanvaardbare gevolgen.
Uit de rekenvoorbeelden van mr. Vermeulen in zijn eerdergenoemd artikel "De salderingsregeling" kan worden afgeleid dat de werkgever goedkoper uit is bij voorheen ziekenfondsverzekerden. "Werkgevers met relatief veel voorheen particulier verzekerde werknemers zijn doorgaans duurder uit, vooral als zij in 2005 niet of slechts weinig bijdroegen aan de particuliere premie." SRK droeg echter veel bij aan de particuliere premie, namelijk 75%. [gedaagde] weet echter niet in welke verhouding werknemers bij SRK voorheen ziekenfonds of particulier verzekerd waren. Het zou voor de doelmatigheid van dit debat wel nuttig zijn als SRK inzage zou geven in deze cijfers en berekening zou overleggen over de effecten bij integrale handhaving, integrale afschaffing en gedeeltelijke afschaffing van de contractuele bijdrage.
In het geval van [gedaagde] vormt een bijzondere omstandigheid dat niet enkel voor hemzelf maar tevens voor zijn echtgenote en twee studerende dochters wordt meegedaan aan de collectieve zorgverzekering van SRK. Volgens de memorie van toelichting bij artikel 2.5.8 van de I&A Zvw kunnen al deze premies, voor zover betrekking hebbend op het basispakket, gesaldeerd worden op de werkgeversbijdrage (Kamerstukken II 2004/05,30124, nr. 3, p. 41): "Het kan hierbij gaan om een vergoeding van de kosten met betrekking tot de werknemer zelf, die de inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd is, maar mede om een vergoeding van de kosten van andere verzekeringsplichtigen (waaronder de echtgenoot zonder inkomen en eventuele kinderen jonger dan 18 jaar van de werknemer). Voor zover de uit de overeenkomst voortvloeiende bijdrage hoger is dan de wettelijke bijdrage, wordt de wettelijke bijdrage verminderd tot nihil".
In het tweede rekenvoorbeeld van mr. Vermeulen wordt dan ook de premie van de partner van de werkgeversbijdrage afgetrokken. Uiteraard kan niet meer dan de wettelijk verplichte bijdrage in mindering worden gebracht in geval de contractuele bijdrage hoger zou zijn. Zodoende kan SRK op de wettelijke bijdrage van maandelijks € 162,58 de contractuele basispremie van vier personen in mindering brengen. Uitgaande van een (afgeronde) jaarpremie van € 1.100,-- per persoon van het basispakket (zoals mr. Vermeulen aanneemt), wat overeenkomt met € 91,67 per persoon per maand, kan SRK de wettelijk verplichte bijdrage salderen tot nihil (4 x 75% x 91,67 = € 275,--). In de relatie SRK tot [gedaagde] gaat SRK er niet op achteruit indien zij de contractuele regeling in de individuele arbeidsovereenkomst van [gedaagde] vanaf 2006 continueert. Zij kan de gehele wettelijke bijdrage salderen tot nihil, en overigens als voorheen 75% blijven bijdragen. In de huidige situatie waarin SRK (afgezien van de tijdelijke gewenningsbijdrage van € 10,-- per maand) louter de volledige wettelijk verplichte bijdrage vergoedt, gaat SRK er sterk op vooruit, behaalt zij een aanmerkelijk financieel voordeel, en lijdt [gedaagde] een verlies. Aan de hand van een vereenvoudigd rekenvoorbeeld heeft [gedaagde] dat inzichtelijk gemaakt (pagina 8. van zijn toelichting). Bij vergelijking (binnen 2006) vormt het effect van afschaffing van elke contractuele bijdrage (huidige situatie) ten opzichte van handhaving van 75% bijdrage:
Voordeel voor SRK van vervallen van haar contractuele bijdrage: € 1.649,-
Nadeel [gedaagde] van vervallen van contractuele bijdrage SRK: € 792,-.
Het laten vervallen van de contractuele eigen bijdrage werkt tegenover [gedaagde] derhalve apert onredelijk. Bovendien kan SRK zich niet beroepen op een wijziging van omstandigheden, aangezien zij bij continuering van de contractuele bijdrage aan [gedaagde] geen nadeel lijdt. Indien beide dochters zijn afgestudeerd en niet langer in aanmerking komen voor deelneming in de collectieve zorgverzekering van SRK ontstaat een ander beeld. SRK kan dan nog enkel de premie van [gedaagde] en zijn partner salderen. Het is voorshands niet aannemelijk dat de partner van [gedaagde] eigen inkomsten in loondienst of anderszins verwerft, zodat zij waarschijnlijk in aanmerking blijft komen voor deelname.
[gedaagde] heeft ook voor die (diverse) situaties rekenvoorbeelden gegeven, waarbij telkens een (steeds kleiner wordend) voordeel resteert voor SRK en een (steeds kleiner wordend) nadeel voor [gedaagde] (pagina 9).
[gedaagde] heeft zijn relaas afgesloten met een door hem geformuleerd verzoek (blz. 11)
[gedaagde] heeft tenslotte naar aanleiding van de door SRK ter rolle van 12 oktober 2006 gegeven nadere toelichting, zijnerzijds zijn standpunt nader onderbouwd ter rolzitting van 2 november 2006. Op die nadere onderbouwing zal hierna, voor zover nodig, verder worden ingegaan.
Beoordeling
8. De kantonrechter stelt naar aanleiding van het vorenstaande voorop, dat op het door [gedaagde] hiervoor in rechtsoverweging 7. genoemde verzoek (blz. 11) niet verder kan worden ingegaan. De onderhavige procedure betreft immers een in onderling overleg aan de kantonrechter voorgelegd geschil en er is dan geen plaats voor het geven van een beslissing op een (weliswaar verwant, maar toch) apart petitum van een van beide partijen.
9. Het geschil tussen partijen betreft de vraag (zie rechtsoverweging 4.) of, en zo ja op welke wijze, de tussen partijen geldende arbeidsvoorwaarden door de invoering van de Zvw gewijzigd moeten worden. De maatstaf die daarbij gehanteerd moet worden is naar het oordeel van de kantonrechter of ongewijzigde toepassing van de tussen partijen overeengekomen vergoeding van 75% van de premie van de ziektekostenverzekering van [gedaagde] (en zijn echtgenote en studerende kinderen) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Indien en voor zover door SRK het standpunt zou worden ingenomen dat een andere maatstaf zou moeten worden toegepast, acht de kantonrechter dat standpunt onjuist. Immers er is sprake van een door SRK gewenste eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden in de collectieve sfeer; nu geen eenzijdig wijzigingsbeding ex artikel 7:613 BW is gemaakt, dient artikel 6:248 lid 2 BW toepassing te vinden. Toepassing van de maatstaf als door de Hoge Raad gehanteerd in het door SRK aangehaalde zogenaamde Taxi Hofman arrest, welke maatstaf is gebaseerd op artikel 7:611 BW, dient mitsdien achterwege te blijven.
10. De toepassing van voormelde maatstaf van artikel 6:248 lid 2 BW betekent, dat de kantonrechter de nodige terughoudendheid dient te betrachten bij de beantwoording van de vraag of de eenzijdig gewenste wijziging van de arbeidsovereenkomst dient te worden toegestaan; het ongewijzigd in stand blijven van de overeengekomen regelingen moet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
11. De kantonrechter stelt hier voorop dat op grond van de door SRK aangehaalde uitspraken in ieder geval niet geconcludeerd kan worden dat de door haar gewenste wijziging moet worden toegestaan. In de uitspraak van de kantonrechter te Leiden waren de inkomsteneffecten voor de werknemer gering, zodat die uitspraak - gelet op hetgeen hierna over de inkomenseffecten voor [gedaagde] zal worden overwogen - reeds daarom niet van overeenkomstige toepassing is. De uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling legt ook geen gewicht in de schaal nu hetgeen daarin werd beslist de tussen SRK en [gedaagde] gemaakte afspraken onverlet laat.
12. Voor de beoordeling of vorenbedoelde onaanvaardbaarheid zich in casu al dan niet voordoet, acht de kantonrechter de volgende factoren van belang (zie ook het door [gedaagde] aangehaalde artikel van Kehrer-Bot en Bruyninckx).
a. De wijziging in de arbeidsvoorwaarden vloeit voort uit een wetswijziging, te weten de invoering van de Zvw.
b. Voorkomen moet daarbij worden dat SRK als werkgever te maken krijgt met dubbele lasten doordat zij naast de wettelijke werkgeversbijdrage ook nog in het kader van de arbeidsovereenkomsten met werknemers verplichtingen heeft op het vlak van bijdragen in de ziektekostenverzekering van die werknemers.
c. Als uitgangspunt in de CAO geldt dat de invoering van de Zvw voor de werkgever kosten neutraal dient te zijn.
d. De ondernemingsraad van SRK heeft ingestemd met de voorgestelde (eenzijdige) wijziging.
e. Het betreft een wijziging van de secundaire arbeidsvoorwaarden die gelden voor een groep werknemers binnen SRK en die zijn vastgelegd in de individuele arbeidsovereenkomst(en).
f. Er is geen overleg gevoerd met de betrokken werknemer, in casu [gedaagde].
g. Er is een beperkte overgangs-/afbouwregeling.
h. De werkgever heeft de voorgenomen wijziging zeer laat aangekondigd.
13. Voorts acht de kantonrechter van belang dat SRK door de invoering van de nieuwe regeling in 2006 in totaal een extra last dient te dragen - zoals zij in haar nadere toelichting onweersproken heeft aangevoerd - van € 28.952,-- ten opzichte van 2005. Voorts brengt de betaling van de gewenningsbijdrage van € 10,-- per werknemer per maand een totaalbedrag van € 28.800,-- extra per jaar met zich. De totale extra lasten bedragen aldus een bedrag van € 56.957,--. De totale kosten voor 2006 belopen een bedrag van € 803.767,--. Dit betreft aldus een stijging van de kosten met iets meer dan 7% ten opzichte van 2005. Naar het oordeel van de kantonrechter kan het bedrag dat gemoeid is met deze kostenstijging echter niet volledig als extra last voor SRK worden aangemerkt, aangezien een jaarlijkse kostenstijging in verband met ziektekostenverzekeringen min of meer gebruikelijk is.
[gedaagde] zal er door de thans doorgevoerde wijziging per maand € 261,23 op achteruit gaan. Daarbij dient echter in aanmerking te worden genomen, dat die premie betrekking heeft op de vier gezinsleden van [gedaagde] en dat zijn dochters (mogelijk) recht kunnen doen gelden op toekenning van zorgtoeslag. Er van uitgaande - [gedaagde] heeft op dit punt om hem moverende redenen geen informatie willen verstrekken - dat zij de maximale toeslag inderdaad kunnen verkrijgen, te weten € 34,-- per kind per maand, moet in alle redelijkheid het bedrag van € 261,23 met € 68,-- per maand worden verminderd. De achteruitgang bedraagt dan € 193,23 per maand. Op jaarbasis betreft dit een bedrag van € 2.318,76 voor 2006.
14. Voor de beantwoording van de vraag of, gelet op het vorenstaande, ongewijzigde instandhouding van de 75%-regel er toe zou leiden dat de kosten van SRK - mede gelet op precedentwerking tegenover andere werknemers - op onaanvaardbare wijze zouden stijgen heeft de kantonrechter behoefte aan een nadere toelichting door SRK. SRK wordt daarom in de gelegenheid gesteld berekeningen in het geding te brengen waaruit blijkt wat de financiële effecten voor SRK zouden zijn bij integrale handhaving van de 75%-regel. Voorts wordt SRK in de gelegenheid gesteld - zoals door haar verzocht - de (financiële) gevolgen op langere termijn toe te lichten die zouden ontstaan indien zij de 75%-regel zou moeten blijven nakomen. Verder wordt SRK in de gelegenheid gesteld om berekeningen in het geding te brengen waaruit blijkt welke kosten zij in de jaren 2000 tot en met 2004 heeft gedragen in verband met ziektekostenverzekeringen (zowel de verplichte premie ingevolge de Ziekenfondswet als ook de werkgeversbijdrage aan de particulier verzekerden).Tenslotte zal SRK in de gelegenheid worden gesteld te reageren op de door [gedaagde] genoemde mogelijkheden om de pijn van de "schrijnende gevallen" te verzachten en het mogelijke voorstel dat SRK in zijn ogen aan hem en die andere schrijnende gevallen zou kunnen doen., alsmede de gevolgen die de eventuele effectuering van een dergelijk voorstel zou hebben.
15. De kantonrechter zal de zaak naar na te melden rol verwijzen, teneinde SRK in de gelegenheid te stellen bedoelde toelichting te geven. [gedaagde] zal in een later stadium mogen reageren.
16. Ten overvloede: het staat partijen vanzelfsprekend vrij, mede naar aanleiding van dit vonnis, nader met elkaar in contact te treden teneinde tot een oplossing van de gerezen geschillen te geraken. Basis daarvoor zouden wellicht de door [gedaagde] als voorbeeld genoemde voorstellen van SRK aan de meergenoemde schrijnende gevallen kunnen zijn.
17. Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.
Beslissing ex artikel 96 Rv.:
De kantonrechter:
1. verwijst deze zaak naar de rolzitting van dit gerecht van donderdag 21 december 2006 te 11.00 uur, voor het nemen van een akte aan de zijde van SRK als hiervoor sub 14. bedoeld;
2. houdt elke verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. J. van der Windt, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.