RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 18 december 2006,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 06/1487 van:
de stichting Stichting Vestia Groep h.o.d.n. Vestia Scheveningen,
gevestigd te Den Haag,
eiseres,
procureur mr. R. de Mooij,
advocaat mr. L. Klap,
[gedaagde],
wonende te Den Haag,
gedaagde,
in persoon verschenen en bijgestaan door haar zoon [zoon van gedaagde].
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 11 december 2006 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Gedaagde huurt vanaf 24 mei 1991 voor onbepaalde tijd van eiseres de woning aan de [adres]
1.2. In artikel 13 lid 1 sub f van de algemene huurvoorwaarden voor woonruimte van eiseres is het volgende bepaald:
"Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming van woonruimte gebruiken. Daartoe zal huurder in ieder geval:
"......."
geen huisdieren los laten lopen op de galerijen, in de trappenhuizen en/of andere gemeenschappelijke ruimten, binnenterreinen en tuinen. Verhuurder is gerechtigd in voorkomende gevallen van hinder en overlast, veroorzaakt door deze dieren, het houden van huisdieren aan beperkingen te binden of te verbieden".
1.3. Sinds begin oktober 2006 houdt gedaagde in haar achtertuin een pony, genaamd [naam pony]. Deze tuin heeft een oppervlakte van 12 meter bij 12 meter.
1.4. Bij brief van 12 oktober 2006 heeft de procureur van eiseres gedaagde bericht dat het houden van een pony strijdig is met de woonbestemming zoals opgenomen in de tussen partijen overeengekomen huurovereenkomst en de daarbij behorende huurbepalingen. Daarbij heeft eiseres aangegeven dat buren en omwonenden bij eiseres hebben geklaagd over overlast van de pony. Tenslotte heeft eiseres in deze brief gedaagde verzocht om binnen zeven dagen de pony te verwijderen, bij gebreke waarvan eiseres gedaagde in een gerechtelijke procedure zou betrekken.
1.5. Bij brief van 26 oktober 2006 heeft M. de Jong van ARAG Rechtsbijstand, de verzekeraar van gedaagde, eiseres als volgt bericht:
" Zonder erkenning van enige aansprakelijkheid, is cliënte bereid de onderhavige kwestie in der minne op te lossen. Cliënte zal binnen afzienbare tijd overgaan tot verwijdering van de pony. De pony is inmiddels weer te koop aangeboden en daarnaast is cliënte naarstig op zoek naar ander onderdak voor de pony."
1.6. Bij brief van 14 november 2006 heeft bovengenoemde De Jong de procureur van eiseres verzocht om gedaagde nog enige tijd te geven en nog geen rechtsmaatregelen te nemen omdat gedaagde niet onbereidwillig is maar er niet in is geslaagd de pony vóór 16 november aanstaande te verwijderen.
1.7. Bij brief van 16 november 2006 heeft de procureur van eiseres De Jong geantwoord dat gebleken is dat via Marktplaats meerdere serieuze biedingen zijn gedaan op de pony en dat, indien het beest niet uiterlijk op 30 november a.s. zal zijn afgevoerd, zonder nadere aankondiging een kort geding tegen gedaagde aanhangig wordt gemaakt.
1.8. Bij brief van 4 december 2006 heeft E. Spiegelenberg van ARAG Rechtsbijstand eiseres onder meer bericht dat zich nog geen serieuze koper voor de pony heeft aangediend. Daarbij is aangegeven dat de pony geen overlast veroorzaakt en dat er in de optiek van de dierenbescherming geen sprake is van een onaanvaardbare situatie.
1.9. Bij brief van 7 december 2006 heeft de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) aan bovengenoemde zoon van gedaagde het volgende meegedeeld:
"Geachte heer [zoon van gedaagde],
Naar aanleiding van een door ons ontvangen melding, heeft de afdelingsinspecteur van de afdeling Den Haag van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren op 5 november jl. een onderzoek ingesteld.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat er op dat moment geen sprake was van het onthouden van de nodige verzorging van uw pony. De inspecteur is van mening dat het welzijn van uw pony op het moment van controle voldoende was.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eiseres vordert -zakelijk weergegeven- verwijdering van de pony op verbeurte van een dwangsom.
Daartoe voert eiseres onder meer het volgende aan.
Gedaagde dient de afspraak dat de pony op zeer korte termijn uit de tuin zou worden verwijderd, na te komen. Het houden van de pony veroorzaakt overlast en is in strijd met de algemene huurvoorwaarden. In verband met precedentwerking kan van eiseres niet worden verlangd dat de huidige situatie nog langer voortduurt.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat er geen sprake is van gemaakte afspraken omdat de toezegging om de pony te verwijderen onder dwang is gedaan. Daarnaast veroorzaakt de pony, naar de mening van gedaagde, geen overlast en is de tuin groot genoeg. In de visie van gedaagde handelt zij niet in strijd met de betreffende huurbepalingen.
3.2. De vraag is allereerst of er tussen partijen afspraken zijn gemaakt omtrent het verwijderen van de pony. Daarnaast is het de vraag of gedaagde handelt in strijd met de huurbepalingen en of de pony overlast veroorzaakt.
3.3. Naar voorlopig oordeel kan in deze zaak niet worden gesproken van afspraken die partijen vrijwillig hebben gemaakt en waarvan thans in rechte nakoming kan worden gevorderd. Gedaagde heeft er op gewezen dat het verzoek van eiseres om de pony te verwijderen vergezeld ging van een sommatie. Indien gedaagde niet zou voldoen aan het verzoek, zouden tegen haar rechtsmaatregelen worden genomen. Gedaagde heeft daarbij aangevoerd dat zij toezeggingen over het verwijderen van de pony heeft gedaan onder druk van een door eiseres aan te spannen gerechtelijke procedure. Eiseres heeft dit niet kunnen weerleggen. In die situatie kan niet worden aangenomen dat eiseres gedaagde thans kan houden aan afspraken die zij na dient te komen.
3.4. De stelling van eiseres is dat het houden van de pony in strijd is met de geldende algemene huurvoorwaarden, zoals hiervoor vermeld onder 1.2 alsmede dat de tuin is bedoeld als tuin en niet als onderkomen voor een pony. Gedaagde heeft aangevoerd dat [naam pony] een huisdier is die zij aangelijnd in haar grote tuin houdt, en die zij -met toestemming van de buurtbeheerder- van tijd tot tijd uitlaat in de speelweide voor de woning. Volgens gedaagde handelt zij daarom niet in strijd met de algemene huurvoorwaarden.
Eiseres heeft voormelde feitelijke situatie ter zitting vervolgens niet weersproken. Wel heeft zij erop gewezen dat bij hogere temperaturen en zeker in de zomerperiode de situatie ongetwijfeld onhoudbaar zal zijn omdat insecten en muizen op het voer voor de pony afkomen. Vooralsnog kan echter niet worden geoordeeld dat er thans sprake is van strijd met de geldende huurvoorwaarden. Het betoog van eiseres dat de situatie voor de pony niet goed is omdat deze nu niet voldoende bewegingsruimte heeft, wordt verworpen. Voor zover dit betoog relevant is, wordt erop gewezen dat de door gedaagde in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van de hiervoor onder 1.9 genoemde LID er op wijst dat de pony thans goed verzorgd wordt.
3.5. Eiseres heeft voorts gesteld dat buren en omwonenden hebben geklaagd over overlast veroorzaakt door de pony. Wat evenwel opvalt is dat zij hieromtrent geen schriftelijke verklaringen in het geding heeft gebracht. Volgens gedaagde veroorzaakt [naam pony] in het geheel geen overlast. Naar haar mening ervaren buren en omwonenden de aanwezigheid van [naam pony] juist als plezierig, hetgeen blijkt over de namens haar overgelegde foto's. Daarnaast wordt de mest van [naam pony] verzameld in in afgesloten container en veroorzaakt deze geen stankoverlast. De stank wordt volgens gedaagde veroorzaakt door vuilcontainers die de hele dag open en bloot naast de flat staan en door de hondenuitlaatplaats tegenover de woning van gedaagde. Hierover wordt het volgende overwogen.
3.6. Op zichzelf heeft eiseres niet weersproken dat de vuilcontainers stankoverlast veroorzaken. Zij heeft in dit verband ter zitting immers gesteld dat zij deze binnenkort zal vervangen. Aan eiseres kan verder worden toegegeven dat niet denkbeeldig is dat de situatie van een pony in de achtertuin in de gegeven omstandigheden op termijn tot (stank)overlast kan gaan leiden. Bij gebreke van enige nadere onderbouwing - het zou slechts gaan om mondelingen klachten - heeft eiseres echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat daarvan op dit moment sprake is.
3.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering zal worden afgewezen.
Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 248,--, aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare zitting van 18 december 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.