ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ4597
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.A.M. Heeregrave
- H. Heins
- F. Spiering-Van der Maden
- Rechtspraak.nl
Tussenbeslissing inzake getuigenverhoor en verschoningsrecht in de zaak van de 'metselmoorden'
In deze tussenbeslissing van de Rechtbank 's-Gravenhage, gedateerd 24 november 2006, wordt ingegaan op de verzoeken die zijn gedaan tijdens de pro forma zitting van 16 november 2006 in de zaak van de zogenoemde 'metselmoorden'. De rechtbank oordeelt dat getuige V., een journalist, verplicht is om antwoord te geven op specifieke vragen en dat hij geen beroep kan doen op zijn verschoningsrecht. Dit recht, dat journalisten in beginsel toekomt op basis van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), kan worden ingeperkt wanneer de openbaring van de bron noodzakelijk is voor de waarheidsvinding in een democratische samenleving. De rechtbank stelt vast dat de vragen die aan getuige V. zijn gesteld cruciale informatie betreffen met betrekking tot de voorbedachte rade in het onderzoek naar de dood van de slachtoffers.
Daarnaast behandelt de rechtbank het verzoek van de verdediging om nader onderzoek te doen naar vezelsporen die door deskundige Eversdijk zijn aangetroffen. De rechtbank concludeert dat, gezien de vernietiging van alle kleding van de slachtoffers en verdachten, een vezelvergelijkend onderzoek niet meer mogelijk is. Het verzochte vezelidentificatieonderzoek zal naar het oordeel van de rechtbank niet bijdragen aan de waarheidsvinding in deze strafzaak.
Ten slotte wordt het verzoek van de verdediging om de getuigen B en C te horen afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat deze getuigen zullen verschijnen, en dat het belang van de verdediging bij het horen van deze getuigen moet wijken voor het belang van een tijdige afdoening van de strafzaak. De rechtbank wijst de verzoeken van de verdediging af, met uitzondering van het verzoek om getuige V. op te roepen voor de volgende zitting.