ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ4516
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over niet tijdig beslissen op bezwaar inzake verblijfsvergunning voor medische behandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 december 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Nigeriaanse en Malawische burger, en de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Eiser had op 1 oktober 2002 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met de beperking 'medische behandeling'. Deze aanvraag werd op 31 oktober 2002 afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 11 juli 2003 ongegrond verklaard, maar het beroep dat eiser hiertegen instelde, werd op 17 januari 2006 gegrond verklaard door de rechtbank. Vervolgens besloot de verweerder op 20 maart 2006 opnieuw het bezwaar ongegrond te verklaren, wat leidde tot een nieuw beroep van eiser op 13 april 2006.
De rechtbank oordeelde dat verweerder niet tijdig op het bezwaar had beslist, wat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelijkgesteld kan worden met een besluit. De rechtbank stelde vast dat de beslistermijn was overschreden en dat het beroep van eiser gegrond verklaard moest worden. De rechtbank bepaalde dat verweerder binnen vier weken na het vereiste BMA-advies, maar uiterlijk binnen twaalf weken na de uitspraak, een beslissing moest nemen op het bezwaar van eiser. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van € 322,- en het griffierecht van € 141,- aan eiser.
De rechtbank benadrukte dat partijen binnen vier weken na de uitspraak hoger beroep konden instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak werd gedaan door mr. W.M.B. Elferink, met mr. J.T.M. Nijboer als griffier.