ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ3475
Rechtbank 's-Gravenhage
- Schadevergoedingsuitspraak
- C.I.H. Fockens
- Rechtspraak.nl
Bewaring van Surinaamse vreemdeling en reëel zicht op uitzetting
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 november 2006 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de vrijheidsontneming van een Surinaamse vreemdeling. Eiser, geboren in 1968 en verblijvende in het Detentiecentrum Zeist, had beroep ingesteld tegen de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel. Eiser stelde dat er geen reëel zicht op uitzetting was, omdat er sinds april 2006 geen persoonlijke presentaties bij de Surinaamse autoriteiten hadden plaatsgevonden. De verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, voerde aan dat de Surinaamse autoriteiten hadden toegezegd de presentaties op korte termijn te hervatten, wat volgens hen voldoende zicht op uitzetting bood.
De rechtbank oordeelde dat, nu de Surinaamse autoriteiten hadden bevestigd dat de presentaties binnen enkele weken zouden worden hervat, er vooralsnog een reëel zicht op uitzetting aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel niet in strijd was met de wet en dat deze gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan op basis van de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de rechtbank de belangen van de betrokken partijen zorgvuldig had afgewogen.
De uitspraak is op 2 november 2006 gedaan door mr. C.I.H. Fockens, voorzitter, en is bekendgemaakt aan de partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.