RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 06/47728 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 november 2006
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1957, van Maleisische nationaliteit,
verzoeker,
gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar, advocaat te Amsterdam.
de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder,
gemachtigde: mr. S. Raterink, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1.1 Verweerder heeft verzoeker bij besluit van 28 maart 2006 ongewenst verklaard. Verzoeker heeft tegen dit besluit op 21 april 2006 bezwaar gemaakt.
1.2 Verzoeker heeft op 29 september 2006 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt om schorsing van zijn ongewenstverklaring en verweerder te verbieden hem uit te zetten tot vier weken nadat is beslist op het bezwaar.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 9 november 2006. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2.1 Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Ingevolge artikel 67, eerste lid, aanhef en onder c, Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), kan een vreemdeling ongewenst worden verklaard indien hij een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid en geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw.
2.3 Verzoeker heeft in bezwaar - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - aangevoerd dat hij, als gevolg van het tegen hem gewezen strafvonnis ter zake van handel en doorvoer van harddrugs, het reële risico loopt in Maleisië te worden blootgesteld aan een onmenselijke behandeling als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verzoeker loopt het gevaar, gelet op de aard van het door hem gepleegde delict, wederom en zelfs zonder proces bij aankomst in Maleisië te worden gedetineerd, hetgeen in strijd is met het ne bis in idem beginsel. Voorts heeft verzoeker gesteld dat handhaving van de ongewenstverklaring zal leiden tot een schending van artikel 8 EVRM.
2.4 Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker betoogd dat het spoedeisend belang is gelegen in de vrees dat hij zal worden uitgezet. Verzoeker verblijft thans in vreemdelingenbewaring, die slechts ter fine van uitzetting kan worden opgelegd.
2.5 De voorzieningenrechter betrekt bij de beoordeling de volgende feiten.
Verzoeker is bij (onherroepelijk geworden) vonnis van 5 januari 2006 veroordeeld wegens het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder a, van de Opiumwet gegeven verbod tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Verzoeker heeft op 15 augustus 2006 een klacht ingediend wegens het niet tijdig beslissen door verweerder op het bezwaarschrift van 21 april 2006. Bij brief van 13 september 2006 heeft verweerder deze klacht gegrond verklaard. In deze brief heeft verweerder verzoeker voorts medegedeeld dat hij in afwachting is van de uitkomst van het verzoek aan de Minister van Buitenlandse Zaken om ten aanzien van verzoeker een individueel ambtsbericht uit te brengen. Dit verzoek heeft verweerder gedaan naar aanleiding van het verzoek daartoe in de gronden van bezwaar van 6 juni 2006. Verweerder zal binnen vier weken na ontvangst van het individuele ambtsbericht op het bezwaar beslissen.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.6 Gelet op de inhoud van de brief van 13 september 2006, zoals weergegeven onder rechtsoverweging 2.5, stelt de voorzieningenrechter vast dat verweerder in hetgeen verzoeker in bezwaar heeft aangevoerd met betrekking tot het bestaan van een risico op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM aanleiding heeft gezien de Minister van Buitenlandse Zaken te verzoeken een individueel ambtsbericht ten aanzien van verzoeker uit te brengen. Nu verweerder - kennelijk - heeft geoordeeld dat nader onderzoek is vereist, dient verzoeker in de gelegenheid te worden gesteld de uitkomsten van dit onderzoek en de vervolgens door verweerder te nemen beslissing op bezwaar in Nederland af te wachten. Gelet op de ernst van de gestelde schending van artikel 3 EVRM weegt het belang van verzoeker om vooralsnog niet te worden uitgezet zwaarder dan het belang van verweerder bij uitzetting van verzoeker.
2.7 Het verzoek om voorlopige voorziening zal reeds hierom worden toegewezen.
2.8 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- (1punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.9 Met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb zal de voorzieningenrechter de Staat der Nederlanden aanwijzen als rechtspersoon die het betaalde griffierecht moet vergoeden.
3.1 bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de rechtsgevolgen van het besluit tot ongewenstverklaring worden opgeschort en verbiedt verweerder verzoeker naar Maleisië te verwijderen totdat op het bezwaar tegen het besluit van 28 maart 2006 is beslist;
3.2 veroordeelt verweerder in de kosten ad € 644,- en draagt de Staat der Nederlanden op deze kosten aan verzoeker te voldoen;
3.3 draagt de Staat der Nederlanden op het betaalde griffierecht ad € 141,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, en op 23 november 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van J.M. Mills, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.