Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Scheiding
rekestnummer: FA RK 04-119
zaaknummer: 213763
datum beschikking: 20 oktober 2006
BESCHIKKING op het op 14 januari 2004 ingekomen verzoek van:
wonende te [Z.], gemeente [A.],
procureur: mr. E. Grabandt,
advocaat: mr. R.M. Vessies te Haarlem.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
wonende te [Z.], gemeente [A.],
procureur: mr. J.P. Verhaar-Kok.
Bij beschikking van 27 oktober 2005 van deze rechtbank en kamer is de behandeling met betrekking tot het verzoek tot verdeling aangehouden opdat partijen stukken in het geding kunnen brengen en overleg met elkaar kunnen voeren. Voorts is bepaald - voorzover thans van belang - dat partijen een taxatierapport met betrekking tot het gebruiksrecht van de onroerende zaak in Tsjechië alsmede stukken met betrekking tot de beleggingsrekening en de aandelenportefeuilles bij de [A.] bank en bij [B.] in het geding dienen te brengen. Wat betreft dit laatste punt heeft de rechtbank partijen verzocht een stuk over te leggen waaruit met name het saldo van de beleggingsrekening in oktober 1999 blijkt alsmede stukken waaruit de waarde van het te verrekenen vermogen uit de aandelenportefeuilles blijkt per de peildatum die zo dicht mogelijk bij de feitelijke verdeling ligt.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- een brief d.d. 17 februari 2006, met bijlagen, van de zijde van de man;
- een brief d.d. 28 februari 2006, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- een brief d.d. 28 februari 2006 van de zijde van de man;
- een brief d.d. 18 september 2006, met bijlagen, van de zijde van de vrouw.
Op 22 september 2006 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet.
Verschenen is: de vrouw met haar procureur. De man en zijn advocaat zijn - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet verschenen. De rechtbank heeft de advocaat van de man, in het bijzijn van de vrouw en haar procureur, ter terechtzitting telefonisch gehoord. De advocaat van de man heeft tijdens dit gesprek het verzoek van de man tot vaststelling van een gebruiksvergoeding met betrekking tot de echtelijke woning ingetrokken.
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist en merkt op dat partijen ten tijde van de beschikking van 27 oktober 2005 het met elkaar eens waren over de tot de te verdelen huwelijksgemeenschap behorende bestanddelen.
Partijen waren het er ter terechtzitting van 1 september 2005 over eens dat de echtelijke woning dient te worden verkocht en dat als peildatum voor de waardering van de echtelijke woning moet gelden de datum van de verkoop. Voorts waren partijen het er over eens dat de woning welke te koop stond voor een bedrag van € 995.000,00 (WOZ-waarde: € 875.000,00) bij helfte verdeeld dient te worden op basis van de netto opbrengst van de woning, dat wil zeggen de verkoopopbrengst onder aftrek van de verkoopkosten en de hypothecaire leningen bij de [A.] Bank. Tijdens de zitting van 22 september 2006 is gebleken dat de vrouw de echtelijke woning inmiddels heeft verlaten en dat partijen nog steeds de verkoop van de echtelijke woning wensen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - conform voormelde overeenstemming tussen partijen beslissen.
2. De onroerende zaak in Tsjechië, perceel [nummers] met gebouw nr. 7 gelegen in het kadastraal gebied [naam gebied], gemeente [P.]
Bij beschikking van 27 oktober 2006 heeft de rechtbank reeds beslist dat het gebruiksrecht van bovengenoemde onroerende zaak aan de man zal worden toebedeeld. De rechtbank heeft voorts partijen in de gelegenheid gesteld in onderling overleg de waarde van het gebruiksrecht tegen de peildatum 27 oktober 2005 te taxeren en het taxatierapport in het geding te brengen. De rechtbank heeft geconstateerd dat partijen hieraan geen gevolg hebben gegeven.
De man heeft gesteld dat de waarde van het gebruiksrecht nihil is. Wanneer de vrouw in de veronderstelling is dat de waarde hoger dan nihil is, stemt de man ermee in dat het gebruiksrecht aan de vrouw wordt toegescheiden. De rechtbank gaat aan deze stelling voorbij omdat de rechtbank reeds in de tussenbeschikking van 27 oktober 2005 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud stelling heeft genomen ten aanzien van dit geschilpunt en daarmee een zogeheten bindende eindbeslissing heeft gegeven.
De vrouw heeft gesteld dat het vinden van drie makelaars in Tsjechië een onmogelijke opgave is. Zij stelt voor het gebruiksrecht te laten taxeren door Tsjechië Totaal, makelaar Jaroslav Vorlicek, kantoorhoudende te [P.], Tsjechië. De man heeft hiertegen geen enkel argument aangevoerd zodat de rechtbank als hierna vermeld zal beslissen.
Reeds bij tussenbeschikking van 27 oktober 2005 heeft de rechtbank definitief beslist over de geschilpunten betreffende de Renault Twingo, de Dodge, de Renault Safrane en de Volvo Amazone. De rechtbank zal in het dictum van deze eindbeschikking deze beslissingen opnemen. Daarmee passeert de rechtbank de stellingen die partijen na de beschikking van 27 oktober 2005 nog hebben opgeworpen.
4. Inboedel woning in Tsjechië
Bij beschikking van 27 oktober 2005 is de rechtbank reeds tot het oordeel gekomen dat de man in 1990 het recht heeft verworven om de woning in Tsjechië te gebruiken en dat dat recht aan de man zal worden toegedeeld. Op grond daarvan achtte de rechtbank het redelijk de man ook de inboedel van de woning in Tsjechië toe te delen, zulks onder verrekening van de helft van de waarde wegens overbedeling aan de zijde van de man. Vervolgens heeft de rechtbank beslist dat de man wegens overbedeling een bedrag van € 1.000,00 aan de vrouw dient te vergoeden. Gelet op deze bindende eindbeslissing gaat de rechtbank voorbij aan de door de man opgeworpen - en overigens niet dan wel onvoldoende onderbouwde - stelling dat de waarde van de inboedel niet meer dan nihil is en dat, zo de vrouw de waarde daarvan hoger schat, de vrouw de inboedel toebedeeld dient te krijgen.
5. De aandelenportefeuilles bij de [A.] bank ([00[00.00.00.763]) en bij [B.] ([00.00.00.002])
Niet in geschil is dat de aandelen op beider naam staan en dat de peildatum voor de waarde van de aandelen moet worden gesteld op de datum van de feitelijke verdeling (27 oktober 2005). Tussen partijen staat voorts vast dat aan de vrouw in 1999 een erfenis van haar vader is toegevallen waaraan een uitsluitingsclausule was verbonden en dat met dit bedrag én met gemeenschapgeld aandelen zijn gekocht. Bij beschikking van 27 oktober 2005 is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de redelijkheid en billijkheid, die de rechtsverhouding tussen partijen beheerst, meebrengt dat een uitzondering moet worden gemaakt op het uitgangspunt dat de aandelen van de deelgenoten in beginsel gelijk zijn en dat in onderhavig geval partijen naar evenredigheid van hun aandeel in de beleggingen dienen te delen. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld stukken over te leggen waaruit het saldo van de beleggingsrekening in oktober 1999 blijkt alsmede stukken waaruit de waarde van het te verrekenen vermogen uit de aandelenportefeuilles per de peildatum die zo dicht mogelijk bij de feitelijke verdeling ligt (27 oktober 2005) blijkt.
De vrouw handhaaft haar stelling dat de gelden uit de van haar zijde verkregen erfenis ad € 68.067,00 alleen aan haar toekomen. In haar visie hoeft de rechtbank thans alleen nog de verdeelsleutel vast te stellen, rekening houdend met de inbreng uit hoofde van de erfenis van de vrouw en de inbreng uit hoofde van het gezamenlijk vermogen van partijen. De vrouw heeft in een eerder stadium een verdeelsleutel gemaakt, inhoudende dat 32,7% van het gehele pakket aandelen aan de man moet worden toegescheiden en 67,3% aan de vrouw.
De man stelt zich op het standpunt dat de nalatenschap van de vrouw in de loop der tijd verloren is gegaan door de verliezen die zij met de beleggingen hebben geleden en de schenking aan de kinderen. Ter onderbouwing van dit standpunt verklaart de man dat de aandelenportefeuille bij de [A.] Bank, nr. [00.00.00.763], per 20 oktober 1999 een saldo had van fl. 58.326,74, dat op 25 oktober 1999 van deze rekening een bedrag van fl. 50.000,-- naar rekeningnummer [00.00.00.644] is overgemaakt en dat het saldo op 3 november 1999 fl. 18.754,99 en op 8 december 1999 nog slechts fl.1.205,63 bedroeg. Op 28 oktober 1999 is, zo stelt de man, uit de nalatenschap van de vrouw een bedrag van fl. 150.000,-- gestort op de effectendepotrekening met nr. [00.00.00.644]. De erfenis van de vrouw is daarmee volgens de man deels aangewend om het negatief saldo van het effectendepot aan te vullen ten einde van dat geld nieuwe aandelen te kopen. Het effectendepot vertoonde volgens de man op 31 december 2000 een saldo van fl. 343.986,99 en een jaar later op 31 december 2001 een saldo van fl. 90.961,11. Daarnaast is van de erfenis van de vrouw op 27 januari 2001 aan elk van de kinderen van partijen een bedrag van fl. 41.000,00 geschonken. De man stelt dat er daarna nog diverse opnames zijn geweest en dat de rekening met het nummer [00.00.00.644] geen saldo meer heeft. De man handhaaft zijn standpunt dat thans sprake is van een negatief vermogen en dat de restantschuld bij helfte moet worden verdeeld. De schuld kan uit de overwaarde van de echtelijke woning worden voldaan, aldus de man.
Bij brief van 18 september 2006 heeft de vrouw een update van de actuele waarde van de beleggingen bij [A.] (rekeningnummer [00.00.00.763]) overgelegd. Hieruit blijkt een waarde van € 128.223,33 per 4 september 2006. Tevens heeft zij een update van de [B.] Groep (rekeningnummer [00.00.00.002]) overgelegd waaruit een waarde per 13 mei 2006 van € 15.210,92 blijkt. De vrouw heeft voorts de stelling van de man met betrekking tot de schenking aan de kinderen van partijen erkend en een afschrift van de akte van schenking in de procedure gebracht.
De stelling van de man dat er sprake is van een restantschuld die nog verrekend moet worden passeert de rechtbank nu door de man geen stukken zijn overgelegd die deze stelling ondersteunen. Het saldo van de beleggingsportefeuilles dient conform de door de vrouw overgelegde stukken per de peildatum te worden bepaald op een totaalbedrag van € 143.434,25. Deze beleggingsportefeuilles zijn naar het oordeel van de rechtbank vermogensbestanddelen die tot de (huwelijks)gemeenschap behoren, hetgeen meebrengt dat die ingevolge artikel 1:100 BW bij helfte moeten worden verdeeld. Zoals bij eerdergenoemde tussenbeschikking reeds is overwogen, behoort de aan de vrouw onder uitsluiting verkregen erfenis ten bedrage van € 68.067,00 tot het privévermogen van de vrouw. Voorzover de man met zijn stelling, dat een deel van de erfenis door middel van een schenking ten goede is gekomen aan de kinderen, heeft willen betogen dat de vrouw uit haar privévermogen de schenking heeft bekostigd, faalt dit omdat uit de akte van schenking blijkt dat de schenking door beide partijen is gedaan. De man heeft niet aangetoond noch aannemelijk gemaakt dat het de bedoeling van de vrouw was de schenking uit haar privévermogen (ontstaan door de onder uitsluiting verkregen erfenis) te bekostigen terwijl dit - gelet op de stelplicht en bewijslastverdeling - wel op zijn weg had gelegen. Voorts is niet in geschil dat het privévermogen van de vrouw is gestort op een gemeenschappelijke (beleggings)rekening zodat naar het oordeel van de rechtbank de vrouw thans een vordering tot terugneming uit de gemeenschap heeft, oftewel een zogenaamd recht van reprise. De vordering van de vrouw strekt - gelet op het nominaliteitsbeginsel - tot terugbetaling van een bedrag gelijk aan het bedrag dat zij destijds ter beschikking heeft gesteld aan de gemeenschap. Dit houdt in dat van het gemeenschapsvermogen ad € 134.434,25 aan de vrouw een bedrag toekomt van € 68.067,--. Er resteert daarmee een gemeenschappelijk vermogen van € 75.367,--, hetgeen bij helfte dient te worden verdeeld. De rechtbank zal de aandelenportefeuilles - na betaling aan de vrouw van een bedrag van € 68.067,-- terzake van haar recht van reprise - aan de man toebedelen, met de verplichting aan hem om de vrouw terzake van overbedeling een bedrag van € 37.683,63 te betalen. De rechtbank zal beslissen als hierna vermeld.
De rechtbank neemt over hetgeen bij beschikking van 27 oktober 2005 reeds is beslist en scheidt dienovereenkomstig aan de vrouw de kapitaalverzekering bij [C.] Verzekeringen (polisnummer [0000883]) toe en de lijfrenteverzekering bij [C.] Verzekeringen (polisnummer [0000068]) aan de man. Het verschil in waarden wordt bij helfte tussen partijen verdeeld, waardoor de man overbedeeld is en aan de vrouw een bedrag moet uitkeren van € 6.702,00.
Ten aanzien van:
- de rekeningen bij de [A.] Bank nrs. [00.00.00.514] en [00.00.00.027];
- het annuïteitendeposito nr. [00.00.00.627] bij de [D-bank];
- de rekening bij de [F.bank] nr. [000307];
- de rekening bij de [D-bank] nr. [00.00.00.576], en
- de rekening bij de [E.] Bank nr. [00.00.00.515],
handhaaft de rechtbank haar bij beschikking d.d. 27 oktober 2005 standpunt, en stelt thans de verdeling van deze boedelbestanddelen, alsmede de door partijen over en weer aan elkaar te betalen vergoedingen, dienovereenkomstig vast. Als peildatum handhaaft de rechtbank 27 oktober 2005, hetgeen met zich brengt dat partijen alsnog zelf een berekening dienen te maken van de totale waarde van de rekeningen per die datum, en wanneer blijkt van overbedeling van één van hen, zij onderling dienen te verrekenen.
Partijen zijn het er over eens dat de hypothecaire leningen bij de [A.] Bank, nrs. [00.00.00.577], [00.00.00.248] en nr. [00.00.00.544] (krediethypotheek) moeten worden afgelost met de overwaarde van de echtelijke woning. De peildatum is door de rechtbank derhalve reeds bij beschikking van
27 oktober 2005 gesteld op de datum van de verkoop van de echtelijke woning.
9. De inboedel van de echtelijke woning
De man stelt bij brief van 28 februari 2006 dat de roerende zaken die zich in de voormalige echtelijke woning bevinden 50/50 dienen te worden verdeeld. Nu de man eerst in deze stand van de procedure de verdeling van dit boedelbestanddeel ter sprake brengt en het verzoek voorts te onbepaald is om hierop te kunnen beslissen, is de rechtbank van oordeel dat partijen in onderling overleg dienen te komen tot een verdeling van de inboedel bij helfte.
stelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap welke door de scheiding wordt ontbonden, als volgt vast:
bepaalt dat de echtelijke woning aan [adres] te [Z.] verkocht moet worden en dat de opbrengst van de woning - onder aftrek van de op de woning gevestigde hypothecaire leningen en de krediethypotheek bij de [A.] Bank en de kosten van de verkoop - bij helfte tussen partijen dient te worden gedeeld;
bepaalt dat het gebruiksrecht van de onroerende zaak in Tsjechië, perceel [nummers] met gebouw nr. 7 gelegen in het kadastraal gebied [naam gebied], gemeente [P.], dient te worden getaxeerd door Tsjechië Totaal, makelaar Jaroslav Vorlicek te [P.], Tsjechië, met inachtneming van de peildatum 27 oktober 2005;
bepaalt dat aan de man wordt toebedeeld:
- het gebruiksrecht van de onroerende zaak in Tsjechië, perceel [nummers] met gebouw nr. 7 gelegen in het kadastraal gebied [naam gebied], gemeente [P.], onder de verplichting om de helft van de nettowaarde (dat wil zeggen: de waarde na aftrek van de taxatiekosten) wegens overbedeling aan de vrouw te voldoen;
- de Renault Safrane en de Volvo Amazone, onder de verplichting dat hij wegens overbedeling
een bedrag van € 2.125,00 aan de vrouw zal voldoen;
- de inboedel van de woning in Tsjechië, onder de verplichting dat hij wegens overbedeling een bedrag van € 1.000,00 aan de vrouw zal voldoen;
- de aandelenportefeuilles bij de [A.] Bank ([000.00.00.763]) en bij [B.] ([00.00.00.002]), met de verplichting tot betaling aan de vrouw terzake van haar recht van reprise een bedrag van € 68.067,00 en onder de verplichting dat de man wegens overbedeling aan de vrouw een bedrag van € 37.683,63 zal voldoen;
- de lijfrenteverzekering bij [C.] Verzekeringen (polisnummer [0000068]), onder verplichting dat hij wegens overbedeling een bedrag van € 6.702,00 aan de vrouw zal voldoen;
- de rekening bij de [A.] Bank nr. [00.00.00.514], onder verplichting dat hij wegens overbedeling de helft van het saldo op de peildatum aan de vrouw zal voldoen;
- de rekening bij de [A.] Bank nr. [00.00.00.027], onder verplichting dat hij wegens overbedeling de helft van het saldo op de peildatum aan de vrouw zal voldoen;
- het annuïteitendeposito nr. [00.00.00.627] bij de [D-bank];
- de rekening bij de [F.bank] nr. [000307], onder verplichting dat hij wegens overbedeling een bedrag van € 16,69 aan de vrouw zal voldoen;
bepaalt dat aan de vrouw wordt toebedeeld:
- de Renault Twingo;
- de kapitaalverzekering bij [C.] Verzekeringen (polisnummer [0000883]);
- de rekening bij de [D-bank] nr. [00.00.00.576] en de rekening bij de [E.] Bank nr. [00.00.00.515], onder verplichting dat zij wegens overbedeling een bedrag van € 691,13 aan de man zal voldoen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th.G. Lautenbach, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2006.