ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1885
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.M.P.M. Weerdesteijn
- J. van de Meerakker
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in asielaanvraagprocedure
In deze zaak heeft eiser op 19 juli 2006 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Aangezien de beslissing op deze aanvraag niet tijdig was genomen, heeft eiser op 8 september 2006 beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank 's-Gravenhage heeft echter geoordeeld dat de beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, nog niet was verstreken op het moment van het indienen van het beroep. Hierdoor was er geen grond voor de conclusie dat verweerder niet tijdig had beslist op de aanvraag.
De rechtbank overweegt verder dat de omstandigheid dat eiser in vreemdelingenbewaring is gesteld, niet afdoet aan de geldigheid van de beslistermijn. Eiser heeft ook geprobeerd een beroep te doen op artikel 59, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, maar de rechtbank stelt vast dat deze bepalingen betrekking hebben op de duur van de bewaring en niet op de beslistermijn voor de aanvraag. Aangezien het beroep prematuur was ingesteld, verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
De rechtbank heeft de zaak gesloten en de beslissing is op 17 oktober 2006 openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende verzet doen binnen zes weken na verzending van de uitspraak. De rechtbank heeft de zaak behandeld in de sector bestuursrecht, specifiek de vreemdelingenkamer, en de uitspraak is ondertekend door de rechter en de griffier.