RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 06 / 28260
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 21 september 2006
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1978, van Nigeriaanse nationaliteit, verblijfplaats onbekend,
eiseres,
raadsman: mr. M.R. Roethof, advocaat te Arnhem,
de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder,
gemachtigde: mr. T. Ponte, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1.1 De ambtenaar belast met de grensbewaking heeft op 9 juni 2006 aan eiseres op grond van artikel 3 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) de toegang tot Nederland geweigerd en bij besluit van diezelfde datum aan haar op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd, waarbij de Lounge te schiphol (verder; de Lounge) is aangewezen als plaats waar eiseres zich dient op te houden.
1.2 Eiseres heeft tegen de maatregel op 12 juni 2006 beroep ingesteld ex artikel 93 Vw gericht tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 6, eerste lid, Vw en verzocht om schadevergoeding toe te kennen. Bij brief van 20 juni 2006 is namens eiseres bericht dat het verzoek om schadevergoeding, naar de rechtbank begrijpt in het kader van de vrijheidsbeperkende maatregel, schriftelijk kan worden behandeld.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 26 juni 2006. De raadsman van eiseres is, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1.4 Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek op 6 juli 2006 heropend met het verzoek aan verweerder nadere informatie te verstrekken. Bij brief van 11 juli 2006 heeft verweerder deze informatie gegeven. Desgevraagd heeft de raadsman van eiseres met een begeleidende brief van 11 september 2006 de beschikking op het door hem ingediende administratief beroep overgelegd. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek met toestemming van beide partijen met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid Awb, gesloten.
2.1 Hoewel de vrijheidsbeperkende maatregel op 12 juni 2006 is beëindigd, dient in verband met het verzoek om toekenning van schadevergoeding beoordeeld te worden of toepassing van de maatregel rechtmatig is geweest.
2.2 Ingevolge artikel 93 Vw, voor zover hier van belang, wordt een aanwijzing op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw voor de toepassing van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gelijk gesteld met een besluit.
2.3 Ingevolge artikel 8:73, eerste lid, Awb kan de rechtbank indien het beroep gegrond wordt verklaard, indien daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij de door haar aangewezen rechtspersoon veroordelen tot vergoeding van de schade die die partij leidt.
2.4 Namens eiseres is - samengevat - het volgende aangevoerd. Eiseres maakt aanspraak op een vergoeding van de door haar geleden schade. Zij had een visum voor Nederland voor een week en is gedurende die week ten minste vier dagen ten onrechte van haar vrijheid beroofd geweest. Eiseres is voordat zij uit Nigeria kon vertrekken herhaaldelijk gecontroleerd waarbij haar reisdocumenten, het doel en duur van haar verblijf goed zijn bevonden. Eiseres mocht er daarom op vertrouwen dat haar toegang tot Nederland zou worden verleend. Ook blijkt voldoende dat eiseres een hotel had gereserveerd, omdat zij zonder deze reservering nimmer door de ambassade van Nederland in het bezit zou zijn gesteld van een visum. Het bewijs van de hotelreservering is op onverklaarbare wijze bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Nigeria blijven liggen. Het niet bereikbaar zijn van de genoemde vertegenwoordiging dient niet voor rekening en risico van eiseres te komen. Voorts had eiseres voldoende geld bij zich voor een verblijf van zeven dagen. Er had eiseres daarom op 9 juni 2006 toegang tot Nederland moeten worden verleend.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 Hetgeen eiseres heeft aangevoerd in het onderhavige beroep heeft betrekking op de vraag of haar terecht de toegang tot Nederland is geweigerd op grond van artikel 3 Vw. In de beschikking van 28 juli 2006 op het administratief beroep tegen de toegangsweigering heeft verweerder echter expliciet overwogen dat de beslissing op 9 juni 2006 eiseres de toegang te weigeren rechtmatig is geweest. Daarbij heeft verweerder betrokken dat op het moment van toegangsweigering eiseres niet beschikte over een hotelreservering en zij voorts geen duidelijkheid kon geven over hetgeen zij in Nederland kwam doen. Eiseres heeft daarop verzocht om een vervolgonderzoek bij de Nederlandse ambassade in Nigeria. Hiermee heeft de Koninklijke Marechaussee ingestemd, met de vermelding dat het vervolgonderzoek in verband met het weekend eerst op 12 juni 2006 zou kunnen plaatsvinden. Op 12 juni 2006 is de ambassade gevraagd naar de reden van de visumaanvraag en is op grond van de door de ambassade gegeven informatie besloten eiseres alsnog toegang tot Nederland te verlenen. Op grond van deze op 12 juni 2006 bekend geworden feiten en omstandigheden heeft verweerder aanleiding gezien het administratief beroep gegrond te verklaren.
2.6 Tegen voormelde beschikking op het administratief beroep van eiseres staat een aparte rechtsgang open, waarvan gesteld noch gebleken is dat eiseres daarvan gebruik heeft gemaakt.
2.7 De rechtbank gaat op grond van het voorgaande uit van de rechtmatigheid van de beslissing op 9 juni 2006 om eiseres op die datum de toegang te weigeren.
2.8 Ingevolge artikel 6, eerste lid, Vw kan de vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met de grensbewaking aangewezen ruimte of plaats.
2.9 De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, geen grond voor het oordeel, dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeperkende maatregel in de Lounge in strijd is geweest met de Vreemdelingenwet 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is geweest.
2.10 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en het verzoek om toekenning van schadevergoeding afwijzen.
2.11 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte kosten.
3.1 verklaart het beroep ongegrond;
3.2 wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. van der Lelie, rechter, en op 21 september 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. A.A. van der Meijden, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen de ongegrondverklaring staat geen hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (artikel 84, aanhef en onder a, Vw).
Met betrekking tot de schadevergoeding kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen een week na verzending van deze uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.