ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9455

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/755140-05
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Timmermans
  • A. Ferenschild
  • C. Smid-Verhage
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en bancaire fraude met oplichting en witwassen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 3 oktober 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met bancaire fraude. De verdachte, geboren in 1955 en thans gedetineerd, heeft samen met medeverdachten een aantal bedrijven opgericht als dekmantel voor het openen van bankrekeningen en het aanvragen van acceptgirokaarten. Honderden acceptgirokaarten zijn voorzien van valse gegevens en ter incasso aangeboden aan verschillende banken, met een totaalbedrag van ongeveer 1,6 miljoen euro. De rechtbank oordeelt dat de verdachte en zijn mededader maandenlang hebben samengewerkt om deze fraude te plegen, wat heeft geleid tot ernstige schade voor de betrokken banken en een ondermijning van het vertrouwen in het betalingsverkeer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder medeplegen van oplichting, valsheid in geschrifte, witwassen en deelname aan een organisatie met het oogmerk misdrijven te plegen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere telastgelegde feiten, maar acht de bewezenverklaring van de overige feiten voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten bij het bepalen van de straf.

De opgelegde straf bedraagt 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan nieuwe strafbare feiten. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter, mr. Timmermans, niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/755140-05
's-Gravenhage, 3 oktober 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 1955,
[adres],
thans gedetineerd in [naam penitentiaire inrichting].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 5 juli 2006 en 19 september 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.J. Noppen, advocaat te Capelle aan den IJssel, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Schuijer heeft gevorderd dat verdachte terzake van het onder 1 en 2 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het onder 3 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 4 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 5, 6, 7 en 8 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopieën van de dagvaarding, gemerkt A1, A2, A3, A4, A5, A6 en A7, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A8.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 en 6 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de onder 3 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 4 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 5, 7 en 8 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopieën daarvan, gemerkt B1, B2, B3, B4 en B5.
Overweging met betrekking tot de criminele organisatie.
De rechtbank overweegt dat de criminele organisatie gedurende de telastgelegde periode in ieder geval heeft bestaan uit de verdachten [A.] en [B.] als harde kern en dat aan deze organisatie voor kortere of langere periode is deelgenomen door de verdachten [E.], [F.], [G.], [H.], [verdachte [C.]], [I.] en [D.].
Bij de bewezenverklaring van 'andere personen' gaat de rechtbank ervan uit dat de gebroeders [J.] en [K.] door bedreigingen dan wel het verrichten van hand en spandiensten de organisatie hebben gefaciliteerd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die zich heeft bezig gehouden met criminele activiteiten, met name bancaire fraude. Verdachte heeft hiertoe samen met een medeverdachte een aantal bedrijven opgericht als dekmantelorganisaties die bankrekeningen hebben geopend en acceptgirokaarten opgevraagd. Honderden acceptgirokaarten zijn vervolgens door verdachte en zijn mededader voorzien van willekeurige bankrekeningnummers en namen van bedrijven, voorzien van valse handtekeningen en ter incasso aangeboden aan verschillende banken, met een totaalbedrag van ongeveer 1.6 miljoen euro. Dat uiteindelijk slechts een deel van de incassobedragen is overgeschreven is te wijten aan de oplettendheid van de banken.
Het op de rekening van voornoemde bedrijven overgeschreven geld is vervolgens door verdachte dan wel zijn mededader contant opgenomen bij pinautomaten.
Verdachte en zijn mededader zijn samen met een aantal anderen maanden bezig geweest met de voorbereiding van deze fraude.
Tevens heeft verdachte een cheque ter incasso aangeboden bij de Rabobank Voorne-Putten Oost, terwijl hij wist dat deze cheque van diefstal afkomstig was en hij, noch degene van wie hij de cheque kreeg, rechthebbende was.
Verdachte heeft door zijn handelen de integriteit van het economische en financiële verkeer ernstig geschaad en verschillende banken financieel benadeeld. Voorts wordt door dit soort strafbare feiten het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in schriftelijke vormen van betalingsverkeer en in gegevens, opgenomen in registers zoals de Kamer van Koophandel, ondermijnd. Verdachte heeft louter uit winstbejag gehandeld, zonder zich rekenschap te geven van de maatschappelijke gevolgen van zijn handelwijze.
De ernst van de feiten brengt met zich mee dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank acht echter minder feiten bewezen dan de officier van justitie. Gelet hierop en rekening houdend met hetgeen door verdachte ter terechtzitting ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden is aangevoerd, zal een lagere gevangenisstraf worden opgelegd dan door de officier van justitie gevorderd. Om verdachte ervan te weerhouden in recidive te vervallen zal een deel hiervan voorwaardelijk worden opgelegd.
Tenslotte heeft de rechtbank rekening gehouden met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2006 waaruit blijkt dat verdachte voor het laatst in 1996 wegens vermogensmisdrijven is veroordeeld.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a (oud), 14b (oud), 14c, 45, 47, 56 lid 2, 57, 140, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 6 eerste alternatief/cumulatief telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 3 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 4 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, 5, 6 tweede alternatief/cumulatief, 7 en 8 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van feit 3, eerste alternatief/cumulatief:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3, tweede alternatief/cumulatief:
Medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 4, eerste alternatief/cumulatief:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 4, tweede alternatief/cumulatief:
Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5:
Oplichting;
Ten aanzien van feit 7:
Witwassen;
Ten aanzien van feit 8:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 (ZES) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in uitleveringsdetentie, verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht,
in uitleveringsdetentie gesteld op: 11-03-2006;
in verzekering gesteld op: 21-03-2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 24-03-2006,
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Ferenschild en Smid-Verhage, rechters,
in tegenwoordigheid van Groot, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 oktober 2006.
Mr. Timmermans is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.