ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9346
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en gezag over minderjarigen met verblijfplaats in Irak
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 augustus 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding en de regeling van het gezag en de verblijfplaats van twee minderjarige kinderen. De echtgenoten, die in Irak met elkaar gehuwd zijn, hebben sinds begin 2004 in Irak gewoond, terwijl de man tijdelijk naar Nederland is teruggekeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt op basis van artikel 4 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.).
De rechtbank heeft geoordeeld dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk niet is bestreden en dat het verzoek tot echtscheiding gegrond is. Daarnaast is vastgesteld dat de minderjarigen, die in Nederland zijn geboren, hun gewone verblijfplaats in Irak hebben. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de verzoeken betreffende het gezag en de verblijfplaats van de minderjarigen, en dat het Nederlands recht van toepassing is.
De man heeft verzocht om een eenhoofdig gezag over de minderjarigen, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft overwogen dat er voldoende feiten en omstandigheden zijn die het eenhoofdig gezag in het belang van de minderjarigen rechtvaardigen, gezien het gebrek aan contact tussen de vrouw en de kinderen en de problemen die zijn ontstaan door het ontbreken van geldige identiteits- of reispapieren voor de minderjarigen. De rechtbank heeft bepaald dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats bij de man zullen hebben en dat deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad is. Tevens zijn de proceskosten gecompenseerd.