ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9346

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
250051 - FA RK 05-5223
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en gezag over minderjarigen met verblijfplaats in Irak

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 augustus 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding en de regeling van het gezag en de verblijfplaats van twee minderjarige kinderen. De echtgenoten, die in Irak met elkaar gehuwd zijn, hebben sinds begin 2004 in Irak gewoond, terwijl de man tijdelijk naar Nederland is teruggekeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt op basis van artikel 4 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.).

De rechtbank heeft geoordeeld dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk niet is bestreden en dat het verzoek tot echtscheiding gegrond is. Daarnaast is vastgesteld dat de minderjarigen, die in Nederland zijn geboren, hun gewone verblijfplaats in Irak hebben. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de verzoeken betreffende het gezag en de verblijfplaats van de minderjarigen, en dat het Nederlands recht van toepassing is.

De man heeft verzocht om een eenhoofdig gezag over de minderjarigen, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft overwogen dat er voldoende feiten en omstandigheden zijn die het eenhoofdig gezag in het belang van de minderjarigen rechtvaardigen, gezien het gebrek aan contact tussen de vrouw en de kinderen en de problemen die zijn ontstaan door het ontbreken van geldige identiteits- of reispapieren voor de minderjarigen. De rechtbank heeft bepaald dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats bij de man zullen hebben en dat deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad is. Tevens zijn de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Scheiding
5x
rekestnummer: FA RK 05-5223
zaaknummer: 250051
datum beschikking: 28 augustus 2006
BESCHIKKING op het op 9 september 2005 ingekomen verzoek van:
[de man],
de man,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. F.P. Holthuis.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vrouw],
de vrouw,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
procureur: mr. --.
PROCEDURE
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift,
- het exploot van betekening van dit verzoekschrift, met publicatie in het AD Haagsche Courant,
- de brief d.d. 6 februari 2006 van de zijde van de man,
- de brief d.d. 15 mei 2006 van de zijde van de man, met bijlagen,
- de brief d.d. 12 juli 2006 van de zijde van de man.
BEOORDELING
Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Blijkens authentiek bewijsstuk zijn de echtgenoten op [datum] 1995 te [plaats], Irak, met elkaar gehuwd. Zij hebben twee thans nog minderjarige kinderen, te weten: [minderjarig kind 1], geboren op [geboortedatum] 1998 te [woonplaats] en [minderjarig kind 2], geboren op [geboortedatum] 2001 te [woonplaats].
Echtscheiding
Blijkens overgelegde bewijsstukken van de gemeente 's-Gravenhage heeft de man sedert 11 december 1997 de Nederlandse nationaliteit en heeft de vrouw sedert 14 september 2000 de Nederlandse nationaliteit, waarbij ten aanzien van beide echtgenoten geldt dat hun oorspronkelijke Iraakse nationaliteit inmiddels is vervallen.
Nu beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe en is krachtens het bepaalde in artikel 1, lid 1, aanhef en onder a, van de Wet van 25 maart 1981, houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed en de erkenning daarvan, Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat het daarop steunende niet weersproken verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.
Gezag over en verblijfplaats van de minderjarigen
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de minderjarigen vanaf hun geboorte in Nederland hebben gewoond en dat de minderjarigen Nederlandse scholen hebben bezocht totdat het gezin begin 2004 naar Irak vertrok. De man is op een gegeven moment in verband met zijn werk teruggekeerd naar Nederland terwijl de vrouw en de minderjarigen in Irak bleven wonen. De minderjarigen verblijven thans bij de moeder van de man in Irak. De oudste ([kind 1]) gaat in Irak naar school.
Uit het voorgaande volgt dat de minderjarigen ten tijde van de indiening van het verzoekschrift hun gewone verblijfplaats hadden in Irak. Nu aan de artikelen 8 tot en met 13 van de EG-Verordening nr. 2201/2003 van 27 november 2003 geen rechtsmacht kan worden ontleend, noch van de Nederlandse rechter, noch van een rechtbank uit een andere lidstaat, wordt de bevoegdheid ten aanzien van de verzoeken betreffende het gezag over en de verblijfplaats van de minderjarigen ingevolge artikel 14 van voormelde EG-Verordening beheerst door het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.).
De rechtbank acht de onderhavige zaak, nu de minderjarigen de Nederlandse nationaliteit hebben en het grootste deel van hun leven met hun ouders in Nederland hebben doorgebracht, voldoende verbonden met de Nederlandse rechtssfeer. Derhalve komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 4 lid 3 Rv. rechtsmacht toe.
De rechtbank zal in het belang van de minderjarigen Nederlands recht op de onderhavige verzoeken toepassen.
Het verzoek van de man om te bepalen dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats bij hem zullen hebben, is niet weersproken en op de wet gegrond. De man heeft gesteld dat hij bereid en in staat is om de opvoeding en verzorging van de minderjarigen op zich te nemen en dat het in het belang van de minderjarigen is dat zij terugkeren naar Nederland. De man heeft voorts gesteld dat tussen de vrouw en de minderjarigen reeds geruime tijd geen enkel contact bestaat omdat, zo heeft de man ter terechtzitting verklaard, als gevolg van stammenproblematiek de vrouw van haar familie, die hoge politieke sleutelposities bezit, de minderjarigen niet mag zien en de vrouw haar leven zou riskeert wanneer zij de minderjarigen zou opeisen.
De rechtbank zal dit verzoek toewijzen, nu niet gebleken is dat het belang van de minderjarigen zich tegen toewijzing daarvan verzet.
Met betrekking tot het verzoek van de man om te bepalen dat hij zal worden belast met het eenhoofdige gezag over de minderjarigen wordt het volgende overwogen.
De hoofdregel is dat ouders na echtscheiding gezamenlijk met het gezag belast blijven.
Uit de stukken zijn echter voldoende feiten en omstandigheden naar voren gekomen waaruit blijkt dat eenhoofdig gezag in het belang van de minderjarigen moet worden geacht. De man heeft immers onbetwist gesteld dat hij niet weet waar de vrouw thans verblijft, dat zij naar alle waarschijnlijkheid niet meer in Irak verblijft maar wellicht op een voor hem onbekend adres bij haar broer in Noorwegen, dat hij reeds geruime tijd geen enkel contact met haar heeft, dat de vrouw in de afgelopen periode nimmer getracht heeft om in contact te komen met hem en/of de kinderen en dat het niet waarschijnlijk is dat zij ooit weer in beeld komt. Uit een en ander volgt dat er al langere tijd geen sprake is van gezamenlijke gezagsuitoefening. De man heeft verder gesteld dat deze situatie reeds tot problemen heeft geleid, aangezien de minderjarigen thans in Irak verblijven zonder geldige identiteits- of reispapieren en de man, bij de vernieuwing van zijn verlopen paspoort, zonder toestemming van de vrouw de minderjarigen daarin niet kon laten opnemen. De man acht het dan ook gewenst dat hij in staat zal zijn om zelfstandig beslissingen te nemen in het belang van de minderjarigen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek van de man toewijzen en hem met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen belasten.
Kostenveroordeling
De man heeft verzocht om een kostenveroordeling. Gelet op de aard van de zaak ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
BESLISSING
De rechtbank:
spreekt uit de echtscheiding tussen: [A - B] [huwelijksakte], doch blijkens het overgelegde uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente 's-Gravenhage geheten: [B - C], en [D - F - G] [huwelijksakte], doch blijkens het overgelegde uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente 's-Gravenhage geheten: [G - H], gehuwd op [datum] 1995 te [plaats], Irak;
bepaalt dat de minderjarigen:
- [minderjarig kind 1], geboren op [geboortedatum] 1998 te [woonplaats], en
- [minderjarig kind 2], geboren op [geboortedatum] 2001 te [woonplaats],
de gewone verblijfplaats zullen hebben bij de man, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat voortaan alleen aan de man het gezag zal toekomen over voornoemde minderjarigen en verklaart deze gezagsvoorziening uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. J.M.M. Bancken als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2006.