ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9296

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/42628
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielprocedure van Guinese verzoekster met medische klachten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 september 2006 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, een minderjarige vrouw van Guinese nationaliteit, heeft op 27 augustus 2006 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd op 1 september 2006 door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen op 2 september 2006 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet uit Nederland verwijderd zou worden voordat de rechtbank op haar beroep had beslist.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster tijdens haar gevangenschap in Guinee ernstige medische klachten heeft opgelopen, waaronder verkrachtingen door een militaire bewaker. De gemachtigde van verzoekster heeft Amnesty International benaderd voor een medisch onderzoek naar haar fysieke en psychische gesteldheid. Gezien de kwetsbare situatie van verzoekster, die momenteel in een opvangcentrum verblijft, en het feit dat het medisch onderzoek al in gang is gezet, oordeelt de voorzieningenrechter dat het belang van verzoekster om de uitspraak van de rechtbank af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de verweerder bij uitzetting.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de medische verklaring van verzoekster mogelijk invloed heeft op haar verklaringen over de gebeurtenissen die zij heeft meegemaakt. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en de minister te verbieden verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat er een beslissing op het beroep is genomen. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 644,-. Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in asielprocedures in acht moet worden genomen, vooral wanneer het gaat om kwetsbare personen zoals minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 06 / 42628
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 september 2006
in de zaak van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] 1989, van Guinese nationaliteit,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J. Broersen, rechtshulpverlener bij de Stichting Rechtsbijstand Asiel te Haarlem,
tegen:
de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.Y. Jacobs, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Verzoekster heeft op 27 augustus 2006 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 1 september 2006 afgewezen. Verzoekster heeft tegen het besluit op 2 september 2006 beroep ingesteld.
1.2 Verzoekster heeft op 2 september 2006 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt verweerder te verbieden haar uit te zetten voordat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 12 september 2006. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Ingevolge artikel 82, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt, voor zover hier van belang, de werking van het besluit omtrent een verblijfsvergunning asiel opgeschort totdat op het beroep is beslist. Ingevolge artikel 82, tweede lid, aanhef en onder a, Vw is artikel 82, eerste lid, Vw onder meer niet van toepassing indien het besluit inhoudt de afwijzing van de aanvraag binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal uren (de zogenaamde aanmeldcentrumprocedure).
2.3 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek om een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen. Voorts heeft verweerder verzocht om met toepassing van artikel 8:86 Awb het beroep ongegrond te verklaren.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.4 Verzoekster heeft ter onderbouwing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd onder meer aangevoerd dat zij gedurende een gevangenschap van zes weken in de Sûreté gevangenis te Conakry, Guinee, dagelijks is verkracht door een militair en dat zij na haar gevangenschap dagelijks is verkracht door een man genaamd [naam man]. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van verzoekster positieve overtuigingskracht mist. Nadat verweerder de aanvraag van verzoekster had afgewezen, heeft haar gemachtigde de Medische Onderzoeksgroep van Amnesty International verzocht om onderzoek te doen naar de fysieke en psychische gesteldheid van verzoekster, waaruit zou kunnen blijken dat zij de gestelde verkrachtingen heeft ondergaan. Bij brief van 6 september 2006 heeft Amnesty International de gemachtigde van verzoekster bericht dat zij binnen twee á drie weken zullen berichten over de beoordeling.
2.5 Ter beoordeling staat thans de vraag of er, bij afweging van de wederzijdse belangen, aanleiding bestaat voor toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voornoemde vraag positief dient te worden beantwoord.
2.6 Gelet op het feit dat verzoekster minderjarig is, dat zij thans in een opvangcentrum verblijft en het betreffende medisch onderzoek reeds in werking is gezet en naar verwachting binnen enkele weken de uitslag daarvan bekend zal zijn, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoekster om de beslissing van de rechtbank op het door haar ingestelde beroep in Nederland te kunnen afwachten groter is dan het belang van verweerder bij uitzetting van verzoekster voordat op het beroep is beslist. Ten aanzien van het standpunt van verweerder dat de inhoud van de medische verklaring niet kan afdoen aan het feit dat het asielrelaas hiaten vertoont, geldt naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat niet geheel valt uit te sluiten dat de gestelde verkrachtingen haar mogelijkheden om te verklaren over hetgeen zij heeft meegemaakt, hebben beïnvloed. De voorzieningenrechter zal derhalve een voorlopige voorziening treffen.
2.7 De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding artikel 8:86, eerste lid, Awb toe te passen.
2.8 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoekster heeft gemaakt en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,-- (1punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en verbiedt verweerder verzoekster uit Nederland te verwijderen zolang nog niet op het beroep is beslist;
3.2 veroordeelt verweerder in de kosten ad € 644,- en draagt de Staat der Nederlanden op deze kosten aan verzoekster te voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, voorzieningenrechter, en op 19 september 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Geerling, griffier.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.