ECLI:NL:RBSGR:2006:AY8300

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/665231-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Mr. Kuijer
  • Mr. Durieux
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van een hond van het pitbull-terriër-type aan het verkeer

Op 15 september 2006 heeft de politierechter van de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die een hond voorhanden had die behoort tot het pitbull-terriër-type, hetgeen in strijd is met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van het overtreden van het verbod om een dergelijke hond te bezitten. Tijdens de zitting op 28 april en 1 september 2006 werd een videoband getoond van een gedragstest die op 28 augustus 2006 was uitgevoerd door H. de Boer, een kynologisch gedragstherapeut. De test toonde aan dat de hond veel stress vertoonde, maar niet agressief was. De politierechter overwoog echter dat de onttrekking aan het verkeer van de hond noodzakelijk was, gezien de bijzondere agressierisico's van honden van het pitbull-terriër-type. De rechter verwees naar de wettelijke bepalingen en de toelichting op de Regeling agressieve dieren, die de gevaarlijkheid van deze honden benadrukken. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 280, subsidiair 5 dagen hechtenis, en de hond werd onttrokken aan het verkeer. De rechter oordeelde dat de onttrekking in het algemeen belang was en voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
POLITIERECHTER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/665231-06
rolnummer 0005
's-Gravenhage, 15 september 2006
De politierechter 's-Gravenhage heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte :
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats]
wonende [adres] te [woonplaats].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 april 2006 en 1 september 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.L. de la Parra, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Backer heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 280, subsidiair 5 dagen hechtenis, en dat ten aanzien van de inbeslaggenomen hond zal worden bepaald dat deze wordt ontrokken aan het verkeer.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de politierechter op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht de politierechter wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de politierechter bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Bewijsoverweging.
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
1. Op 16 februari 2006 hebben een tweetal politieambtenaren verdachte op de openbare weg zien lopen samen met zijn hond. De politieambtenaren vermoedden op basis van de uiterlijke kenmerken van de hond dat het hier een pitbull-terriër-achtige hond zou kunnen betreffen als bedoeld in bijlage 1 bij de regeling agressieve dieren. Daarop is verdachte naar de herkomst en registratiegegevens van de hond gevraagd, waarop verdachte heeft verklaard dat hij daarover niet beschikte. Daarop is de hond op grond van de Regeling agressieve dieren door de politie inbeslaggenomen.
2. Ten overstaan van de politie heeft verdachte verklaard dat de hond een kruising zou zijn van een Engelse en een Amerikaanse Staffordshire terriër, dat deze geen stamboom of chip heeft en dat hij deze na zijn geboorte heeft gekregen en sedertdien 6 jaar in zijn bezit heeft. Ter zitting heeft verdachte voorts verklaard dat hij de hond als pup gekregen heeft.
3. Gezien de leeftijd van de hond (ouder dan zes maanden) moet worden aangenomen dat deze al dermate is volgroeid dat een verantwoorde beoordeling kan plaatsvinden of, en zo ja: in welke mate, de hond voldoet aan de in bijlage 1 bij de Regeling agressieve dieren genoemde karakteristieken van een hond van het pitbull-terriër-type.
4. In dit verband is de hond geschouwd door een deskundige van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Blijkens het verslag van deze deskundige heeft de betreffende hond minimaal 28 van de in bijlage 1 bij de Regeling agressieve dieren genoemde 33 karakteristieken van een hond van het pitbull-terriër-type. Voorts verklaart de deskundige dat de hond niet voorzien was van een tatoeage of chip welke rashonden kort na hun geboorte behoren te krijgen en dat er evenmin een stamboom van deze hond voorhanden was.
5. De verdachte is op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld een contra-expertise te doen uitvoeren, van welke gelegenheid de verdachte ook gebruik heeft gemaakt. Blijkens zijn verklaring ter terechtzitting heeft verdachte er voor gekozen de uitkomst van deze contra-expertise niet in de procedure in te brengen. Ter gelegenheid van de voortzetting van de terechtzitting heeft verdachte voorts de feitelijke beoordelingen van de karakteristieken van de hond zoals neergelegd in voormeld verslag van de deskundige van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verder niet meer betwist.
6. Verdachte heeft ter terechtzitting een videoband laten zien van (gedeelten van) een gedragstest van de hond welke op 28 augustus 2006 is uitgevoerd door H. de Boer, Kynologisch gedragstherapeut van het Martin Gaus Gedragscentrum Nederland in Lelystad. Van deze gedragstest door deze H. de Boer is ook een Rapport opgemaakt dat door de raadsman ter terechtzitting is overgelegd. De eindconclusie daarvan luidt als volgt:
"bij de desbetreffende hond is gedurende de test veel stress en opwinding zichtbaar. Ondanks dat kiest hij, gedurende het doorlopen van de testonderdelen, systematisch om niet over te gaan tot de aanval. In het testonderdeel waarin spanningssignalen zichtbaar waren (fixeren en verstarren) gaat de hond niet over tot "de aanval". Hij wijkt en zoekt steun bij de begeleider. De betreffende hond is ondanks zijn opgewonden gedrag zeer goed in staat om op een sociaalvaardige manier te kunnen functioneren."
7. Door de raadsman is naar aanleiding van voormelde video-opname en voormeld rapport aangevoerd dat daaruit blijkt dat de onderhavige hond niet agressief of gevaarlijk is, alsook dat onttrekking aan het verkeer niet noodzakelijk is. De raadsman heeft echter ook erkend dat een dergelijke gedragstest geen absolute zekerheid geeft dat de hond ook in de toekomst geen agressief gedrag zal vertonen
8. De politierechter overweegt daartoe het navolgende. Uit de Toelichting op de Regeling agressieve dieren (Stcrt. 1993, 11) blijkt dat aan de aanwijzing van honden van het pitbull- terriër-type als (verboden) hond als bedoeld in artikel 73 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren de navolgende overwegingen ten grondslag lagen:
"Pit-bull terriërs worden al tientallen jaren gefokt op agressie, onder meer ten behoeve van hondengevechten. Indien het dier zich eenmaal heeft vastgebeten in zijn slachtoffer laat het niet meer los. Hierdoor en door de vorm van de kaak is de letselschade per incident groot. Voorts kan de pitbull aanvallen zonder aanwijsbare reden en zonder voorafgaande signalen die wijzen op een aanval. Uit incidenten die zich hebben voorgedaan is gebleken dat door deze eigenschappen de pitbull zeer gevaarlijk kan zijn voor mens en dier, terwijl het door de onvoorspelbaarheid van zijn gedrag moeilijk is dit gevaar uit de weg te gaan"
9. Naar het oordeel van de politierechter blijkt genoegzaam uit de toelichtingen op de (wijzigingen van) de Regeling agressieve dieren dat de regelgever er nadrukkelijk voor heeft gekozen om bij de bepaling of honden onder de Regeling agressieve dieren vallen alleen uiterlijke kenmerken, het aangebracht zijn van een tatoeage of chip en het beschikken over een dierenpaspoort (en meer recent: een officiële stamboom) relevant te achten.
10. Voorts dient hier te worden meegewogen dat ook een met goed gevolg afgelegde gedragstest geen garantie geeft dat de betreffende hond op een later moment niet plotseling agressief gedrag zal vertonen. Dit risico moet bij honden die behoren tot het pitbull-terrier-type bovendien hoger worden ingeschat dan bij andere hondentypen. Een en ander kan ook worden afgeleid uit de nog realtief recent gepubliceerde de Toelichting bij de wijziging Regeling agressieve dieren dd. 3 augustus 2005, (Stcrt 2005, 154, p. 9): "Gezien het onvoorspelbare karakter van de pitbullterrier kan voorts niet worden uitgesloten dat een hond die voorheen nooit agressief gedrag heeft vertoond, dit in de toekomst wel zal doen". Tenslotte dient hier te worden meegewogen dat agressief gedrag van honden van het pitbull-terriër-type juist vanwege hun bijzondere karakteristieken bijzondere gevaren voor mensen en dieren in het leven roept.
11. Om bovenstaande redenen is de politierechter dan ook van oordeel dat het gegeven dat een hond bij een gedragstest geen agressief gedrag heeft vertoond, ingeval het een hond betreft die in belangrijke mate voldoen aan de in Bijlage 1 genoemde karakteristieken van een hond van het pitbull-terriër-type, niet in de door de politierechter te verrichten strafrechtelijke beoordeling kan worden betrokken.
12. Op basis van de hiervoor onder 2 tot en met 5 weergegeven feiten en omstandigheden is de politierechter van oordeel dat het in het onderhavige geval buiten redelijke twijfel is dat de hond in belangrijke mate voldoet aan de karakteristieken van honden van het pittbull-terriër-type als genoemd in Bijlage 1 bij de Regeling agressieve dieren. Aangezien verdachte deze hond ook voorhanden had acht de politierechter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem telastgelegde feit heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de op te leggen straf wordt overwogen, dat verdachte door het onderhavige feit te plegen zekere risico's voor mensen en dieren in het leven heeft geroepen.
Anderzijds stelt de politierechter vast dat deze risico's zich niet feitelijk hebben geopenbaard en voorts dat verdachte niet eerder met justitie is aanraking gekomen. Voorts is de politierechter gebleken dat verdachte zeer aan zijn hond gehecht was; de bij deze uitspraak tevens uit te spreken onttrekking aan het verkeer zal verdachte dan ook zwaar treffen.
Gezien deze feiten en omstandigheden is de politierechter van oordeel dat in het onderhavige geval, naast genoemde maatregel van onttrekking aan het verkeer, een geheel voorwaardelijke straf volstaat als reactie op het strafbare feit.
Onttrekking aan het verkeer.
Ingevolge artikel 353 Wetboek van Strafvordering dient de politierechter, aangezien zich terzake een beslaglijst in het dossier bevindt en de officier van justitie heeft verklaard dat de hond nog in leven is, tevens een beslissing te nemen omtrent de inbeslaggenomen hond. De officier van justitie heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd, de raadsman en verdachte hebben zich daartegen verzet.
Ingevolge artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht zijn, voorzover van belang, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer de aan verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
De politierechter constateert dat teruggave van zijn hond aan verdachte zou betekenen dat de door de wet niet toegestane situatie van het door verdachte voorhanden hebben van een "hond van het pitbull-terriër-type" zou worden hersteld en dat vanaf dat moment verdachte noodzakelijkerwijs wederom het strafbare feit zou begaan waarvoor hij heden is veroordeeld.
De politierechter heeft daarbij bezien in hoeverre het binnen het kader van de vigerende wet- en regelgeving mogelijkheden bestaan om zodanige maatregelen te treffen dat de hond alsnog aan de wettelijke eisen kan voldoen.
De Regeling agressieve dieren en de toelichting daarop maken echter duidelijk dat deze mogelijkheden binnen de regeling zelf niet aanwezig zijn. De hond is, zoals erkend door verdachte, niet raszuiver, zodat voor deze hond ook thans geen tatoeage of chip met bijbehorend paspoort meer kan worden verkregen en evenmin een stamboom zoals bedoeld in de Regeling zal worden afgegeven.
Voorts blijkt dat de in 1993 bij invoering van de Regeling agressieve dieren ingestelde overgangsregeling nadrukkelijk slechts beoogde een regeling te geven ten aanzien van honden van het pitbull-terriër-type die op het moment van inwerkingtreding al in leven waren, waarbij bovendien de eis werd gesteld dat deze binnen 10 weken na inwerkingtreding geregistreerd en geïdentificeerd moesten worden bij de Stichting Registratie Gezelschapsdieren Nederland. In het onderhavige geval is niet aan deze eisen voldaan, terwijl registratie met terugwerkende kracht reeds vanwege de leeftijd van de hond in combinatie met de naar moet worden aangenomen fatale aanmeldingstermijn, alsook vanwege het gegeven dat voormelde Stichting ondertussen is opgeheven, uitgesloten moet worden geacht.
Ambtshalve heeft politierechter tenslotte overwogen dat evenmin kan worden aangenomen dat door onttrekking aan het verkeer zou worden gehandeld in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, welke bepaling ziet op het recht op het ongestoord genieten van eigendom. Naar het oordeel van de politierechter dient, in aanmerking nemende de hiervoor onder 8. genoemde overwegingen van de regelgever, deze onttrekking in het algemeen belang te worden geacht, terwijl voorts de wet nadrukkelijk in de voorwaarden tot onttrekking voorziet en daaraan in het onderhavige geval ook is voldaan.
Betreffende de in het kader van artikel 1 van het Eerste Protocol eveneens te stellen proportionaliteits- en subsidiariteitsvereisten, overweegt de politierechter het navolgende.
Onvoldoende is aannemelijk geworden dat andere maatregelen dan onttrekking het in zijn algemeenheid van pitbull-terriër-achtige honden, en derhalve ook van de onderhavige hond, uitgaande gevaar met de vereiste zekerheid zouden kunnen uitbannen. In het bijzonder verwijst de politierechter daarbij naar het hiervoor onder 10. overwogene met betrekking tot de bijzondere agressierisico's van honden die tot het pitbull-terriër-type moeten worden gerekend.
Derhalve moet worden geoordeeld dat onttrekking aan het verkeer van de onderhavige hond, nu is vastgesteld dat deze tot het pitbull-terriër-type moet worden gerekend, ook voldoet aan de ingevolge artikel 1 a van het Eerste Protocol te stellen proportionaliteits- en subsidiariteitseisen.
De politierechter zal dan ook bepalen dat de hond zal worden onttrokken aan het verkeer.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, van het Wetboek van Strafrecht;
- 73, lid 2 en 107 van de Gezondheids- en welzijnwet dieren
- Artikel 2 Regeling agressieve dieren en de daarbij behorende Bijlage 1
Beslissing.
De politierechter,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
overtreding van het verbod van artikel 73, lid 2 van de Gezondheids- en welzijnswet
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een geldboete van € 280, subsidiair 5 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart onttrokken aan het verkeer het blijkens de aan dit proces-verbaal gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1, te weten: hond, kleur: bruin, pittbull-achtige genaamd [naam van de hond], gestroomd.
Dit vonnis is gewezen door
Mr. Kuijer, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. Durieux, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van 15 september 2006.