Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen [ mevrouw A - B], wonende te [woonplaats], eiseres,
de Minister van Justitie, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 11 februari 2004 heeft eiseres ten behoeve van haar minderjarige kinderen [minderjarig kind 1], [minderjarig kind 2] en [minderjarig kind 3] verzocht om wijziging van hun geslachtsnaam van "[naam vader]" in "[A]".
Bij brief van 14 september 2004 heeft [de vader van de minderjarige kinderen], zijn bedenkingen geuit tegen dit verzoek.
Bij besluit van 25 november 2004 heeft verweerder het verzoek van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 25 maart 2005 heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij brief van 4 mei 2005, van gronden voorzien bij brief van 6 juni 2005, heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is op 19 juli 2006 ter zitting behandeld. Daarbij is eiseres met haar kinderen verschenen en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door L.A. Jachtenberg.
Beoordeeld dient te worden of verweerder na heroverweging op goede gronden het besluit om het verzoek van eiseres tot geslachtsnaamwijziging van haar drie minderjarige kinderen af te wijzen heeft gehandhaafd. Daarbij zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
Artikel 1:5, eerste lid, van het Burgerlijk wetboek (hierna: Bw), zoals dat luidde tot 31 december 1997, bepaalt dat de geslachtsnaam van een wettig, gewettigd of geadopteerd kind die van zijn vader is.
Een geslachtsnaam kan ingevolge artikel 1:7, eerste lid, van het Bw, wanneer het minderjarige kinderen betreft, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger worden gewijzigd.
Artikel 1:251, tweede lid, van het Bw, bepaalt dat de ouders die gezamenlijk het gezag hebben na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed, dit gezag gezamenlijk blijven uitoefenen, tenzij de rechter op verzoek van de ouders of een van hen in het belang van het kind bepaalt dat het gezag over een kind of de kinderen aan een van hen alleen toekomt.
Ingevolge artikel 1:253i, eerste lid, van het Bw, voeren de ouders ingeval van gezamenlijke gezagsuitoefening gezamenlijk het bewind over het vermogen van het kind en vertegenwoordigen zij gezamenlijk het kind in burgerlijke handelingen, met dien verstande dat een ouder alleen hiertoe ook bevoegd is, mits niet van bezwaren van de andere ouder is gebleken.
Blijkens de stukken is eiseres gehuwd geweest met [de vader van de minderjarige kinderen]. Uit dit huwelijk zijn de drie kinderen geboren ten behoeve van wie de geslachtsnaamwijziging is verzocht. De kinderen dragen de geslachtsnaam van de vader. Op 3 juni 1998 is de echtscheiding van de ouders van de kinderen in de daarvoor bestemde registers ingeschreven. Ten tijde hier van belang oefenden beide ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen uit.
Vast staat dat eiseres, in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de kinderen, een verzoek tot geslachtsnaamwijziging van haar minderjarige kinderen bij verweerder heeft ingediend. [de vader van de minderjarige kinderen], die mede is belast met het ouderlijk gezag, heeft er blijk van gegeven bezwaar te hebben tegen de geslachtsnaamwijziging van zijn kinderen. Zo heeft hij bij brief van 14 september 2004 zijn bedenkingen daartoe geuit en moet worden vastgesteld dat het verzoek door hem niet mede is ondertekend.
Omdat de voormalige echtgenoten ten tijde van belang beide met het ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen waren belast, was eiseres nu [de vader van de minderjarige kinderen] tegen de geslachtsnaamwijziging bezwaar had, gelet op het bepaalde in artikel 1:253i, eerste lid, van het Bw, niet bevoegd om het bewuste verzoek alleen in te dienen.
Gelet hierop heeft verweerder het verzoek terecht afgewezen en dit besluit na heroverweging op goede gronden gehandhaafd.
Ten overvloede wordt overwogen dat verweerder ter zitting terecht heeft aangegeven dat zolang eiseres voor de geslachtsnaamwijziging van haar kinderen mede is aangewezen op haar ex-echtgenoot, zij natuurlijk te allen tijde een verzoek om vervangende toestemming bij de rechtbank (sector Familie en Jeugd) kan indienen. Daaraan kan worden toegevoegd dat ook een verzoek tot wijziging van de gezagsvoorziening zou kunnen worden overwogen. Nu [ kind 1] inmiddels de achttienjarige leeftijd heeft bereikt staat het hem vrij zelfstandig een verzoek tot geslachtsnaamwijziging bij verweerder in te dienen.
Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep ongegrond is.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Rechtbank 's-Gravenhage,
verklaart het beroep ongegrond;
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aldus gegeven door mr. C.F. de Lemos Benvindo in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2006, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Goederee.