ECLI:NL:RBSGR:2006:AY8126
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.F. de Lemos Benvindo
- F. Mulder
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen bijstandsbesluit en ongegrond beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 juli 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser [A.], wonende te [B.], en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had bij besluit van 8 december 2005 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand, maar deze bijstand werd met 60% verlaagd gedurende vier maanden. Eiser heeft bezwaar aangetekend tegen deze verlaging, maar het bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard bij besluit van 15 februari 2006. Eiser heeft vervolgens op 13 maart 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit.
De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond verklaard. Dit gebeurde op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank de mogelijkheid biedt om het onderzoek te sluiten indien het beroep kennelijk ongegrond is. De rechtbank overwoog dat eiser in beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die betrekking hebben op de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. Eiser heeft enkel verwezen naar de gronden die in het bezwaar zijn aangevoerd, welke betrekking hebben op de inhoud van het primaire besluit van 8 december 2005. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat de aangevoerde gronden in beroep geen aanleiding geven om het bestreden besluit voor onjuist te houden.
De rechtbank heeft besloten dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener van het verzetschrift kan verzoeken om gehoord te worden.