Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[A.], wonende te [B.], eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Op 2 november 2004 heeft eiseres een aanvraag ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) ingediend.
Bij besluit van 3 december 2004 heeft verweerder de aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 21 april 2005 heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij brief van 20 mei 2005 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is op 6 juli 2006 ter zitting behandeld. Daarbij is eiseres niet verschenen en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door [naam medewerker].
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WWB, doet de belanghebbende - voor zover hier van belang - aan verweerder op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Ingevolge artikel 53a, eerste lid, van de WWB, bepaalt verweerder onverminderd artikel 28, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling, is onder meer sprake van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag, indien onvoldoende gegevens of bescheiden zijn verstrekt die een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk maken. Daarbij gaat het gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, om gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Vooropgesteld wordt dat verweerders bevoegdheid een aanvraag buiten behandeling te laten, een discretionaire is. Dat betekent dat de rechtbank een uit hoofde van die bevoegdheid genomen besluit marginaal toetst. Bij die toetsing dient de rechtbank te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur daaronder begrepen.
De rechtbank stelt vast dat verweerder eiseres bij brief van 17 november 2004 heeft verzocht om uiterlijk op 26 november 2004 haar als ongenoegzaam aangemerkte aanvraag aan te vullen met de volgende stukken:
- specificatie Wao;
- origineel huurcontract;
- specificatie van de huur per 1 juli 2004;
- betalingsbewijs van de huur;
- Postbankafschriften (rekening [0000000]) nummers 88, 90 tot en met 97;
- Postbankafschriften (rekening [0000000]) over de periode van augustus 2004 tot en met oktober 2004;
- Afschrift van de door eiseres geschreven brief aan de UWV inzake de Wao;
- Laatste loonstrook Loyalis;
- Polis en afkoopwaarde van de begrafenisverzekering;
- Polis van de inboedelverzekering;
- Brief inzake start van het fraudeonderzoek door de UWV;
- Bewijsstukken van schulden c.q. leningen.
Daarbij heeft verweerder aangegeven dat indien de gevraagde gegevens en bescheiden niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt, de aanvraag niet in behandeling zal worden genomen.
Nadat de gevraagde stukken ook niet binnen de geboden hersteltermijn waren overgelegd, heeft verweerder bij besluit van 3 december 2004 de aanvraag van eiseres buiten behandeling gelaten. Na heroverweging in bezwaar is dit besluit gehandhaafd.
De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder opgevraagde gegevens en bescheiden noodzakelijk waren voor de beoordeling van de bijstandsaanvraag van eiseres. De opgevraagde gegevens betreffen immers de financiële-, woon- en leefsituatie van eiseres.
Niet in geding is dat eiseres niet volledig aan verweerders verzoek is tegemoetgekomen. De vraag die beantwoord dient te worden is of verweerder in het geval van eiseres de aanvraag redelijkerwijs buiten behandeling heeft kunnen laten.
Eiseres heeft daartoe aangevoerd dat verweerder haar, in plaats van gebruik te maken van zijn bevoegdheid de aanvraag vereenvoudigd af te doen, in de financiële noodsituatie waarin zij zich bevond de helpende hand had behoren te bieden. Eiseres was ten tijde van belang verstoken van huisvesting en voedsel. De termijnoverschrijding was daarom verschoonbaar.
De rechtbank deelt dit standpunt van eiseres niet. Verweerder is belast met de uitvoering van de WWB. Binnen de grenzen van die wet kan verweerder eiseres de helpende hand bieden. Daartoe diende verweerder echter wel over de verzochte stukken te beschikken. Van deze documenten mag worden verondersteld dat eiseres daarover redelijkerwijs de beschikking kon krijgen. De daartoe geboden hersteltermijn was niet onredelijk kort. Daar komt bij dat verweerder eiseres op 24 november 2004 nog telefonisch heeft benaderd en dat in dat gesprek niet gebleken is dat eiseres niet in staat was binnen de gestelde termijn aan verweerders verzoek te voldoen. Pas op 26 april 2005, en daarmee na het verstrijken van de termijn, heeft eiseres verweerder een aantal stukken gefaxt, waaronder het primaire besluit van 17 november 2004 met daarop aangetekend : "Geachte mevrouw [naam medewerker], wegens financiële problemen kon ik de gevraagde stukken niet eerder inlevereen."
Het had echter op de weg van eiseres gelegen verweerder hiervan binnen de termijn op de hoogte te stellen, zodat zij uitstel had kunnen krijgen. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank derhalve geen verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding.
Gezien het voorgaande heeft verweerder op goede gronden de aanvraag van eiseres als onvolledig aangemerkt en deze in redelijkheid buiten behandeling kunnen laten. In hetgeen eiseres verder nog heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond dat verweerder het gebruik van die bevoegdheid in het geval van eiseres achterwege heeft moeten laten.
Het beroep is derhalve ongegrond.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Rechtbank 's-Gravenhage,
verklaart het beroep ongegrond;
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. M. Munsterman in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2006, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Goederee.