ECLI:NL:RBSGR:2006:AY7911
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen niet tijdig beslissen op aanvraag huurwoonwagen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 juli 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die verzocht om een nieuwe huurwoonwagen, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 1 december 2003. De rechtbank oordeelde dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank stelde vast dat de Woonwagenwet en de specifieke bescherming van woonwagenbewoners waren vervallen, en dat de verdelingsregels voor woonwagens nu onder de Huisvestingswet vallen. Hierdoor kon niet langer worden gesteld dat de weigering van verweerder om een woonwagen ter beschikking te stellen een publiekrechtelijke rechtshandeling was.
De rechtbank benadrukte dat een beslissing op bezwaar een publiekrechtelijke rechtshandeling is, maar dat in dit geval de overheidsbemoeienis met woonwagens niet meer verschilt van die met reguliere woningen. De rechtbank vond het standpunt van verweerder juist, dat er geen sprake meer was van een overheidstaak in de zin van de Awb. De rechtbank concludeerde dat de weigering om een huurwoonwagen ter beschikking te stellen geen publiekrechtelijke rechtshandeling was, en dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is van belang voor de rechtspositie van woonwagenbewoners en de wijze waarop gemeenten met aanvragen voor huurwoonwagens omgaan, vooral in het licht van de intrekking van de Woonwagenwet. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie en de zorgplicht van gemeenten voor de woonwagenbevolking, maar concludeert dat de huidige wetgeving en beleidswijzigingen de situatie hebben veranderd.