ECLI:NL:RBSGR:2006:AY7806

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/8183 AW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing functie Adviseur Middelen A en redelijkheid van de beslissing

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 juni 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, A., en verweerder, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, over de toewijzing van de functie Adviseur Middelen A aan eiser. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 6 oktober 2005, waarbij verweerder zijn eerdere besluit van 26 november 2004 handhaafde. Dit besluit hield in dat eiser met ingang van 1 juli 2004 de functie van Adviseur Middelen A was toegewezen, na invoering van een nieuw functiewaarderingssysteem, Fuwaprov, bij de provincie Zuid-Holland. Eiser betwistte de redelijkheid van deze toewijzing en stelde dat de functiebeschrijving niet aansloot bij zijn oude functieomschrijving als Communicatiemedewerker.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aan verweerder toekomende bevoegdheid tot het toewijzen van een functie discretionair is en dat het geschil zich toespitst op de vraag of verweerder in redelijkheid de functie aan eiser heeft kunnen toewijzen. De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden van de functie Adviseur Middelen A op een hoger abstractieniveau plaatsvinden dan die van de oude functie van eiser. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat de hoofdtaken van zijn huidige functie niet overeenkwamen met die van zijn oude functie. De rechtbank volgde verweerder in zijn standpunt dat de hoofdtaken van de functie Adviseur Middelen A, zoals het coördineren van beleidsontwikkeling en -advisering, voldoende waren terug te vinden in de aan eiser toegewezen functie.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, zonder proceskostenveroordeling, en benadrukte dat er geen aanleiding was om te oordelen dat de toewijzing van de functie niet in redelijkheid had plaatsgevonden. De uitspraak biedt inzicht in de afwegingen die gemaakt worden bij functietoewijzingen binnen de overheid en de rol van functiebeschrijvingen in dit proces.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
derde afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 05/8183 AW
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
UITSPRAAK IN HET GEDING TUSSEN
[A.], wonende te [B.], eiser,
en
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, verweerder.
I. PROCESVERLOOP
1. Eiser heeft bij brief van 17 november 2005 beroep ingesteld tegen een besluit van 6 oktober 2005 waarbij verweerder zijn besluit van 26 november 2004, betreffende de toewijzing aan eiser van de functie adviseur middelen A, na bezwaar heeft gehandhaafd.
2. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 15 juni 2006. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. [naam]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. [naam.]
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
1.1. Eiser is werkzaam bij de afdeling Milieu van de directie Groen, Water en Milieu (hierna: directie GWM) van de Provincie Zuid-Holland, tot 1 juli 2004 in de functie van Communicatiemedewerker.
1.2. Met ingang van 1 juli 2004 is een nieuw systeem van functiebeschrijvingen en -waarderingen, genaamd Fuwaprov, ingevoerd bij de provincie Zuid-Holland. Als gevolg hiervan zijn alle functies binnen de provincie opnieuw beschreven en gewaardeerd. Hierbij zijn de oude bestaande functiebeschrijvingen als uitgangspunt genomen. Deze oude functiebeschrijvingen waren veelal gedetailleerd beschreven en persoonsgebonden. Het nieuwe systeem gaat evenwel uit van ruimere, meer algemene beschrijvingen die gelden voor groepen van functies.
1.3. Alle medewerkers van de Provincie Zuid-Holland hebben eind april 2004 een concept-besluit gehad inzake de toewijzing van een functie en de daarbij behorende voorlopige beschrijving. Nadien is de mogelijkheid geboden hierover overleg te voeren met de leidinggevende.
1.4. In juni 2004 is besloten om een nader onderzoek te verrichten naar alle oude schaal 11-functies, waaronder de oude functie van eiser. Eiser is hierover bij brief van 16 juni 2004 geïnformeerd.
1.5. De uitkomsten van dit onderzoek zijn neergelegd in het besluit van 26 november 2004, waarbij aan eiser is meegedeeld dat hem met ingang van 1 juli 2004 de functie van Adviseur Middelen A wordt toegewezen. De toewijzing van deze functie is - overeenkomstig het advies van de Bezwarencommissie rechtspositie provinciaal personeel - bij het bestreden besluit gehandhaafd.
2. De rechtbank stelt allereerst vast dat de aan verweerder toekomende bevoegdheid tot het toewijzen van een functie aan eiser discretionair van aard is. Het geschil spitst zich dan ook toe op de vraag of verweerder na afweging van de in aanmerking komende belangen in alle redelijkheid de functie van Adviseur Middelen A aan eiser heeft kunnen toewijzen.
2.1. Eiser is van mening dat deze vraag ontkennend beantwoord dient te worden. Hij is van mening dat de functiebeschrijving van Adviseur Middelen A niet zodanig aansluit bij zijn oude functieomschrijving dat de toewijzing van deze functie redelijk is te achten. Eiser heeft in dat kader aangevoerd dat de hoofdtaken, inclusief de hierbij behorende uitwerking, niet voldoende zijn verwoord in de functiebeschrijving behorende bij de aan hem toegewezen functie. Volgens eiser sluit de functiebeschrijving van Adviseur Middelen 2 en de daarbij behorende waardering in schaal 11 beter aan bij zijn werkzaamheden. Ter adstructie heeft eiser aangevoerd dat hij het afdelingsmanagement over de middelenproblematiek van complexe aard adviseert, hetgeen thans niet terug komt in de aan hem toegewezen functie.
2.2. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De grondslag voor de invoering van Fuwaprov per 1 juli 2004 is de nieuwe Procedureregeling methodische functiewaardering provincies, die op 13 april 2004 voor de provincie is vastgesteld.
3.1. In artikel 2, eerste lid, Procedureregeling methodische functiewaardering Provincie Zuid-Holland (hierna: de Regeling) is bepaald dat van iedere organieke functie door Gedeputeerde Staten een functiebeschrijving wordt vastgesteld, zulks na overleg met de ambtenaar, tenzij dit overleg niet mogelijk is.
3.2. In artikel 2, derde lid, van de Regeling is bepaald dat iedere ambtenaar een organieke functie krijgt toegewezen onder vermelding van de datum vanaf wanneer deze geldt; van die toewijzing kan in uitzonderlijke gevallen tijdelijk worden afgezien.
3.3. Ingevolge het vierde lid van artikel 2 van de Regeling kan de toewijzing tot ten hoogste zes maanden terugwerken, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de toewijzing plaatsvindt. In bijzondere gevallen kan aan de toewijzing verdere terugwerkende kracht worden verleend. Bij organisatieveranderingen werkt de daarmee verband houdende toewijzing terug tot ten hoogste het tijdstip waarop die organisatieverandering is ingegaan.
3.4. Het vijfde lid van artikel 2 van de Regeling bepaalt dat, indien de inhoud van de organieke functie zodanige wijziging heeft ondergaan dat zij van invloed kan zijn op de waardering, al dan niet op aanvraag van de ambtenaar een nieuwe of aangepaste functiebeschrijving conform lid 1 van dit artikel kan worden vastgesteld.
4.1. De rechtbank stelt voorop dat - nu noch gesteld noch gebleken is dat ten aanzien van de oude functie van eiser sprake is van achterstallig onderhoud van de functiebeschrijving - deze oude functie van eiser en de daarbij behorende functiebeschrijving uitgangspunt zijn bij de beoordeling of verweerder in alle redelijkheid de functie van Adviseur Middelen A aan eiser heeft kunnen toewijzen. Het oude evenals het huidige functiewaarderingssysteem gaat daarbij uit van organieke functies. Anders dan bij zogenoemde mens-functiebeschrijvingen gaat het hier niet om de beschrijving van de feitelijk uitgevoerde of feitelijk opgedragen werkzaamheden, maar om de door verweerder aan eiser opgedragen werkzaamheden gegeven de inrichting van de organisatie zoals die verweerder voor ogen stond en staat.
4.2. De inrichting van de organisatie zoals die verweerder thans voor ogen staat is blijkens de gedingstukken als volgt. De directie GWM, alwaar eiser werkzaam is, heeft in totaal zeven afdelingen: Groen, Water, Milieu, Vergunningen, Handhaving, Bodemsanering en Programma’s en Projecten. Binnen elke afdeling, met uitzondering van de afdeling Vergunningen, zijn meerdere communicatiemedewerkers in de functie van adviseur middelen A (schaal 10) werkzaam. Iedere afdeling wordt aangestuurd door een afdelingshoofd. Het afdelingshoofd legt rechtstreeks verantwoording af aan de (adjunct-)directeur. Aan de hiërarchische lijn is verder een stafbureau gekoppeld: de Eenheid Directiesecretariaat. Bij die eenheid is een Adviseur Middelen A (schaal 10) en een Senior Adviseur Middelen (schaal 12) werkzaam. Beide medewerkers hebben communicatietaken. Binnen de Eenheid Directiesecretariaat wordt door het hoofd van deze Eenheid tezamen met de Senior Adviseur Middelen het communicatiebeleid voor alle afdelingen bepaald. Dit beleid bepaalt het kader waarbinnen de communicatiemedewerkers van de afzonderlijke afdelingen werkzaam zijn. Daarnaast wordt het taakgebied van de communicatiemedewerkers bij de afzonderlijke afdelingen ingekaderd door het beleid dat centraal, door de afdeling Communicatie van de Directie Maatschappij en Bestuur, voor de gehele organisatie wordt gesteld.
4.3. De rechtbank heeft in hetgeen door eiser is aangevoerd geen aanleiding gevonden om te oordelen dat verweerder hem in redelijkheid de functie van Adviseur Middelen A niet heeft kunnen toewijzen. Eiser heeft de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat de beknopte beschrijving van de hoofdtaken van zijn huidige functie niet overeenkomt met de hoofdtaken van zijn oude functie van Medewerker Communicatie. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat deze hoofdtaken, bestaande uit het uitvoeren van het accountplan, het coördineren van de beleidsontwikkeling en -advisering op het brede terrein van het projectgebonden communicatiebeleid van de afdeling en het zorgen voor de beleidsuitvoering op het brede terrein van het project- en niet-gebonden communicatiebeleid van de afdeling, op een juiste wijze en in voldoende mate zijn terug te vinden in de aan eiser toegewezen functie. Zowel de oude als de toegewezen functie, omvatten beide werkzaamheden met een sterk accent op uitvoering. In dat kader heeft verweerder ter zitting verwezen naar het hoofdfunctiebestanddeel coördineren van de beleidsontwikkeling en -advisering in de oude functie. Het woord coördineren heeft volgens verweerder onmiskenbaar een beleidsuitvoerend karakter en ziet nadrukkelijk niet op het zelf ontwikkelen van beleid. De rechtbank volgt verweerder hierin.
4.4. Voorts volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat de werkzaamheden van de door eiser geambieerde functie Adviseur Middelen 2 op een hoger abstractieniveau plaatsvinden dan de werkzaamheden die behoorden bij de oude functie van eiser. Het gaat daarbij om het aanreiken van structurele oplossingsrichtingen voor problemen op het afdelingsniveau. Het betreft met name strategische, voor de afdeling richting bepalende, adviezen, die de met name uitvoerende werkzaamheden van eiser overstijgen en als zodanig ook niet in zijn oude functiebeschrijving zijn terug te vinden. Daarbij komt nog dat van de Adviseur Middelen 2 wordt verwacht dat hij niet alleen over de implicaties van ontwikkelingen adviseert, maar ook over het te voeren geïntegreerd middelenbeleid. Dit impliceert een multidisciplinaire aanpak, waarbij rekening houdende met andere disciplines gehandeld wordt, die niet terug te vinden is in de oude functie van eiser. Bovendien participeert de Adviseur Middelen 2 in beleidsgevoelige en omvangrijke projecten op concernniveau met verschillende disciplines. Eiser daarentegen participeert enkel in beleidsgevoelige projecten op hoofdzakelijk afdelingsniveau, waarbij het multidisciplinaire karakter ontbreekt.
De rechtbank is er voorts niet van overtuigd geraakt dat eiser het afdelingsmanagement adviseert over de (communicatie)middelen-problematiek van complexe aard. De functie van eiser was en is dusdanig ingekaderd door het beleid dat door de Eenheid Directiesecretariaat van de directie GWM en de afdeling Communicatie van de Directie Maatschappij en Bestuur wordt gesteld, dat - ofschoon sprake is van het zwaarste niveau van uitvoering - toch slechts gesproken kan worden van advisering over (communicatie)middelenproblematiek van gangbare aard. Het standpunt van eiser dat er buiten hem en zijn schaal 10-communicatie-collega's niemand is die de kaders van het communicatiebeleid van de directie GWM opstelt, kan niet leiden tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet de functie Adviseur Middelen A heeft kunnen toewijzen. Daartoe acht de rechtbank van belang dat niet gebleken is dat het opstellen van die kaders tot de taken van eisers oude functiebeschrijving van communicatiemedewerker behoorde. Voorts is niet gebleken dat deze taken niet tot de functiebeschrijving van de Senior Adviseur Middelen (schaal 12) die bij de Eenheid Directiesecretariaat werkzaam is, behoren. Verweerder heeft gekozen voor een systeem van functiebeschrijving, dat uitgaat van ruimere, meer algemene beschrijvingen die gelden voor groepen van functies. Deze schaal 12-functie is blijkens de bewoordingen van de functiebeschrijving een puur beleidsmatige functie die onder meer op het vakgebied communicatie wordt uitgevoerd. Tot slot merkt de rechtbank nog op dat de wijze waarop taken uit functiebeschrijvingen worden uitgevoerd geen onderwerp van dit geding is.
4.5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat verweerder na afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid de functie van Adviseur Middelen A aan eiser heeft kunnen toewijzen.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
6. Nu het beroep ongegrond zal worden verklaard, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2006, in tegenwoordigheid van mr. A.P.J. Heesen, griffier.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.