ECLI:NL:RBSGR:2006:AY7242

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/650035-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hoek
  • A. Schreuder
  • J. Lely
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van wederrechtelijke vrijheidsbeneming met financieel gewin

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 18 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een vorm van wederrechtelijke vrijheidsbeneming. De verdachte en zijn mededaders hadden zich voorbereid door het verzamelen van verschillende middelen, waaronder een auto met een afgesloten laadruimte, een geladen vuurwapen, touw, handschoenen, een bivakmuts en panty's. Het doel van deze voorbereiding was het verkrijgen van aanzienlijk financieel gewin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte actief betrokken was bij de voorbereidingen en dat het feit slechts niet is uitgevoerd door onvoorziene omstandigheden op de avond van de voorgenomen vrijheidsberoving.

De rechtbank heeft de OVC-gesprekken, die zijn opgenomen in de auto van een medeverdachte, als objectief bewijsmiddel beschouwd en heeft geoordeeld dat er geen reden is om deze uit te sluiten van de bewijsconstructie. De verdachte heeft in verhoor verklaard dat hij betrokken was bij de plannen en dat hij mogelijkheden heeft aangedragen om het slachtoffer te benaderen. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de verdachte zich zou hebben gedistantieerd van de plannen, verworpen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte strafbaar is en dat er geen sprake is van vrijwillige terugtred.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast zijn er inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/650035-06
's-Gravenhage, 18 augustus 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden" te Zoetermeer.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 augustus 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr A.H. Westendorp, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Steen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Bewijsmiddelverweer.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het OVC-gesprek met volgnummer [......(......)] niet tot het bewijs kan dienen, aangezien niet is vastgesteld dat verdachte zelf de daarin weergegeven mededeling heeft gedaan. Verdachte heeft namelijk in eerste instantie verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij iets dergelijks zou hebben gezegd en ter terechtzitting heeft hij ontkend deze woorden te hebben gezegd.
De rechtbank is van oordeel dat de OVC-gesprekken die zijn opgenomen in de auto van één van de medeverdachten van verdachte een objectief bewijsmiddel betreft en dat er derhalve in beginsel geen reden is om een dergelijk bewijsmiddel uit te sluiten van de bewijsconstructie. Voorts is verdachte op 3 mei 2006 ([.......]) door de politie met het opgenomen gesprek geconfronteerd. In dat verhoor heeft verdachte aangegeven dat er een moment is geweest dat er onderling gesproken is 'om die vent te pakken' en heeft verdachte verklaard: "Ik zal in die situatie heus wel dingen gezegd hebben zoals dat we die vent moesten pakken". En meer concreet op het bewuste gesprek toegespitst heeft verdachte in dat verhoor verklaard: "Kijk, het kan zo zijn dat ik dat gezegd heb".
Tenslotte overweegt de rechtbank nog dat ook indien niet verdachte zelf, maar één van de medeverdachten de bewuste mededeling zou hebben gedaan, verdachte op dat moment wel in de auto zat, deelgenoot was van hetgeen gezegd is en zich blijkens de processtukken niet heeft onttrokken aan het voornemen van zijn medeverdachten.
De rechtbank ziet derhalve geen reden waarom het bewuste gesprek niet tot het bewijs zou mogen dienen. Het verweer treft dus geen doel.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte.
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte van rechtsvervolging dient te worden ontslagen aangezien sprake is geweest van 'vrijwillige terugtred' door verdachte. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich heeft onttrokken aan de uitvoering van mogelijke plannen van de medeverdachten. Dit zou blijken uit de gang van zaken in [A] in de nabijheid van het restaurant alwaar de exploitant van dat restaurant, het kennelijk beoogd slachtoffer [X], aanwezig was. Blijkens een afgeluisterd gesprek is verdachte daar toen uit de auto gestapt waarin verdachte en drie medeverdachten zich bevonden. Verdachte heeft zich naar de auto begeven waarmee hij, verdachte, gekomen was, en is, tezamen met zijn broer weggereden. Dat verdachte vervolgens met zijn auto achter de auto van [X] aanreed is het gevolg van de omstandigheid dat er vanuit [A] slechts een enkele weg loopt in de richting van de route naar de woonplaats van verdachte, welke weg toevallig ook door [X] werd gevolgd.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Vrijwillige terugtred in het kader van voorbereidingshandelingen van een te plegen misdrijf doet zich voor indien het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden die van de wil van de dader afhankelijk zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is van dergelijke omstandigheden geen sprake. Dat het misdrijf uiteindelijk niet is uitgevoerd is kennelijk het gevolg geweest van de omstandigheid dat, ondanks de voorbereiding van verdachte en zijn mededaders, zich niet een voor de uitvoering van het voorgenomen misdrijf gunstig moment voordeed. Ook blijkt geenszins dat verdachte zich heeft gedistantieerd van zijn mededaders ten aanzien van het voornemen het feit te plegen. Uit hetgeen over de inhoud van de afgeluisterde gesprekken in de auto te [A] bekend is geworden blijkt veeleer dat verdachte een actieve rol heeft aangenomen en ook zelf mogelijkheden heeft aangedragen om het slachtoffer 'te pakken'. Voorts blijkt uit deze gesprekken dat verdachte nog langere tijd in de auto is blijven zitten, nadat de verschillende mogelijkheden zijn besproken en voorts verdachte heeft aangeboden om te gaan kijken of het beoogde slachtoffer inmiddels wellicht alleen in het restaurant was achtergebleven.
Verdachte is derhalve strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het voorbereiden van een vorm van wederrechtelijke vrijheidsbeneming. Blijkens afgeluisterde (telefoon)gesprekken en afgelegde verklaringen was het uiteindelijk doel het verkrijgen van aanzienlijk financieel gewin. Om het feit voor te bereiden hebben verdachte en zijn mededaders zich voorzien van onder meer een auto met een aanzienlijke afgesloten laadruimte, een geladen vuurwapen, touw, handschoenen, een bivakmuts en panty's. Dat het bij een voorbereiding is gebleven, is slechts het gevolg van door verdachte en zijn mededaders niet voorziene ontwikkelingen op de avond van de voorgenomen vrijheidsberoving.
Een strafbaar feit als verdachte en zijn mededaders voor ogen stond maakt niet alleen een aanzienlijke inbreuk op de persoonlijke integriteit van het beoogd slachtoffer, maar veroorzaakt ook in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Voorbereiding van een dergelijk ernstig feit is aanleiding voor een aanmerkelijke strafrechtelijk reactie.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een op naam van verdachte staand uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 25 april 2006. Hieruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld tot onder andere een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank rekent het verdachte aan dat deze eerdere veroordelingen hem er niet van hebben weerhouden het onderhavige feit te plegen. De rechtbank acht, mede gelet op de documentatie van verdachte, een voorwaardelijk strafdeel weinig zinvol.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank navolgende onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 1 verbeurdverklaren, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met betrekking tot dit (aan verdachte toebehorende) voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 2.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 46, 47, 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
MEDEPLEGEN VAN VOORBEREIDING VAN MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK IEMAND WEDERRECHTELIJK VAN DE VRIJHEID BEROVEN/BEROOFD HOUDEN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 24 april 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 26 april 2006,
verklaart verbeurd het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1;
gelast de teruggave aan verdachte van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 2;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Hoek, voorzitter,
Schreuder en Lely, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Bröcheler, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 augustus 2006.