RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753366-06
's-Gravenhage, 30 augustus 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden", PCS Jeugd Huis van Bewaring De Sprang Unit 3 te Rotterdam.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 augustus 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. W. Römelingh, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Van der Leeuw heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De raadsman heeft gesteld dat de processen-verbaal die zich in het dossier bevinden moeten worden aangemerkt als "andere geschriften" in de zin van artikel 344 lid 2 onder 5 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: WvSv). Immers, aldus de raadsman, blijkt niet dat die processen-verbaal zijn gewaarmerkt als kopie conform. De raadsman heeft in dat verband verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 10 maart 1987, NJ 1988, 25. Aan de raadsman is daarop ter zitting medegedeeld dat de rechtbank de beschikking heeft over de originele processen-verbaal en dat aan de raadsman daarvan kopieën zijn verstrekt. De originele processen-verbaal zijn desverzocht aan de raadsman ter zitting ter verificatie en vergelijking ter inzage gegeven. De raadsman heeft vervolgens laten weten dat die ter inzage gegeven processen-verbaal inderdaad de originele stukken zijn en dat die overeenstemmen met de eerder aan hem verstrekte kopieën, doch dat die originele processen-verbaal niettemin slechts zijn aan te merken als "andere geschriften" in de zin van eerder genoemd wetsartikel. De raadsman heeft daartoe betoogd dat op de originele processen-verbaal geen stempel of andere aantekening met de tekst "origineel" is geplaatst. Dat is immers, aldus de raadsman, een vereiste.
De rechtbank verwerpt dit standpunt. Uit geen enkele wetsbepaling of andere rechtsregel vloeit voort dat op originele processen-verbaal met behulp van een stempel of anderszins een aantekening geplaatst moet worden dat die originele processen-verbaal "origineel" zijn en dat bij gebreke daarvan die originele processen-verbaal slechts zijn aan te merken als "andere geschriften" in de zin van artikel 344 lid 1 onder 5 WvSv.
De raadsman heeft voorts betoogd dat de bepaling van artikel 341 lid 3 WvSv dat "Zijne opgaven kunnen alleen te zijnen aanzien gelden" zich niet beperkt tot verklaringen van de verdachte op zitting, maar dat die wetsbepaling ook gelding heeft "tot verklaringen in processen-verbaal".
De rechtbank verwerpt dit standpunt nu dit op geen enkele wijze steun vindt in het recht. Verklaringen van bijvoorbeeld getuigen of medeverdachten die in een proces-verbaal zijn neergelegd, gelden op de voet van artikel 344 lid 1 onder 2 WvSv als bewijsmiddel.
De raadsman heeft betoogd dat medeverdachte [medeverdachte] in zijn verklaring bij de politie weliswaar spreekt over [voornaam verdachte], maar niet over [voornaam en achternaam verdachte]. De verbalisanten hebben de conclusie getrokken dat [medeverdachte] met [voornaam verdachte] zijn cliënt heeft willen aanduiden zonder dat dit is komen vast te staan, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit betoog en verwijst daartoe naar pagina 98 van het dossier met nummer PL1625/06-004177C, alwaar in een proces-verbaal van bevindingen staat vermeld: "in het verhoor is verdachte [medeverdachte] gevraagd of genoemde [voornaam verdachte], [achternaam verdachte] van zijn achternaam heette en dit werd bevestigd door de verdachte, echter werd dit verzuimd in het proces-verbaal van verhoor op te nemen".
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met drie anderen, waaronder twee medewerkers bij restaurant [restaurant] te [plaats], schuldig gemaakt aan diefstal van een aanzienlijk geldbedrag uit de kluis van genoemd restaurant. Een van verdachtes mededaders, die manager was bij genoemd restaurant, had met opzet via een hem bekende code de eerste kluisdeur voor verdachte en een mededader opengelaten, waarna verdachte en zijn mededader de tweede kluisdeur hebben opengebroken en vervolgens het geld uit de kluis hebben weggenomen. Daarbij hebben ze een ruit van een toegangsdeur van het restaurant vernield en de kluis beschadigd.
Uit het kennelijke gemak en de vanzelfsprekendheid waarmee verdachte en zijn mededaders tot deze daad zijn overgegaan, blijkt dat zij uitsluitend oog hebben gehad voor hun eigen financieel gewin en zich in het geheel niet hebben bekommerd om de eigendommen van een ander. Daarbij is verdachte er geheel aan voorbij gegaan dat hij en zijn mededaders door hun handelen het vertrouwen van de werkgever van zijn twee mededaders, die werkzaam waren bij [restaurant], ernstig heeft beschaamd.
De rechtbank heeft in haar oordeel betrokken dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 19 juli 2006 - reeds meerdere malen voor zowel soortgelijke als andere delicten is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige strafbare feit te plegen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 26 juli 2006. Uit dit rapport blijkt als volgt. Tijdens het gesprek met verdachte heeft verdachte weliswaar aangegeven dat hij is veranderd, maar in de praktijk valt op dat verdachte zwart werkt, hij casino's bezoekt in plaats van dat hij schadevergoedingen aan (eerdere) slachtoffers betaalt, hij niet actief bezig is met het verkrijgen van een woning en hij - kijkend naar de strafbare feiten waarvoor hij recent werd veroordeeld - alle verantwoordelijkheid buiten zichzelf legt. De kans dat hij opnieuw met justitie in contact komt wordt, ook al denkt verdachte daar anders over, groot geacht. Het aanbieden van een verplicht reclasseringscontact wordt niet zinvol geacht. De reclassering gaat daarbij af op informatie van de Glen Mills school alwaar verdachte circa twee jaar verbleef, dat verdachte in het verleden ondanks intensieve begeleiding afspraken niet nakwam. De reclassering onthoudt zich van een strafadvies, nu verdachte het hem telastgelegde ontkent.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De raadsman heeft teruggave van alle onder zijn cliënt (conservatoir) in beslag genomen zaken verzocht.
De rechtbank verklaart zichzelf niet bevoegd een beslissing te nemen ten aanzien van het onder verdachte gelegde conservatoir beslag, nu de wetgever middels artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering in een specifieke regeling aangaande het conservatoir beslag heeft voorzien op grond waarvan dergelijke verzoeken door de raadkamer dienen te worden behandeld.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 8 juni 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 9 juni 2006,
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. De Boer, voorzitter,
De Krom en Bockwinkel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Maat, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 augustus 2006.