ECLI:NL:RBSGR:2006:AY6841
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag en vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 april 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister, waarbij hem eervol ontslag was verleend uit zijn functie als 'shared services adviser personele aangelegenheden'. Dit ontslag was verleend op grond van artikel 99, lid 1, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). De rechtbank heeft de zaak behandeld op 13 april 2006, waarbij de eiser in persoon verscheen, bijgestaan door een gemachtigde, en de verweerder vertegenwoordigd werd door een gemachtigde van de minister.
De rechtbank oordeelde dat de eiser niet recht had op vergoeding van de integrale kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank stelde vast dat de forfaitaire vergoeding als uitgangspunt geldt en dat de eiser niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van dit systeem rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat de minister in vergelijkbare zaken de volledige kosten van rechtsbijstand had vergoed.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van de griffier mr. E. Witvoet. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.