RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 05/19403
AWB 05/19402
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 19 juli 2006
[eiser],
geboren op [geboortedatum] 1985, van Guinese nationaliteit,
eiser,
gemachtigde: mr. J. Broersen, werkzaam bij de Stichting Rechtsbijstand Asiel,
de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder,
gemachtigde: mr. E.T.P. Scheers, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1.1 Eiser heeft op 2 juni 2001 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 14 december 2001 afgewezen en daarbij tevens ambtshalve bepaald dat eiser geen vergunning krijgt op grond van het beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Eiser heeft tegen het besluit op 11 januari 2002 beroep ingesteld. Verweerder heeft het besluit op 9 september 2004 ingetrokken. Eiser heeft daarop op 17 september 2004 het beroep ingetrokken. Verweerder heeft op 4 april 2005 een nieuw besluit genomen en de aanvraag afgewezen. Verweerder heeft daarbij aan eiser tevens geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel: ‘verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ (amv) verleend. Eiser heeft tegen het besluit op 29 april 2005 beroep ingesteld.
1.2 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 16 mei 2006. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. Eiser is afkomstig uit de plaats [geboorteplaats] in Guinee, waar hij de koeien van zijn vader verzorgde. Op een dag kwamen er rebellen. Zij schoten de vader van eiser dood en namen eiser mee. Eiser schat dat hij ongeveer drie à vier maanden bij de rebellen heeft verbleven, voor wie hij dingen moest dragen. Na enige tijd werden de rebellen door militairen overmeesterd. Eiser werd door de militairen meegenomen naar Conakry en daar opgesloten in Camp Samory, waar zijn gegevens werden genoteerd. De commandant van het kamp heeft eiser helpen ontsnappen. Hij bracht eiser naar een schip waarmee eiser Guinee heeft verlaten.
2.3 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit waarin het voornemen is ingelast op het volgende standpunt gesteld. De verklaringen van eiser ten aanzien van het reisverhaal en asielrelaas zijn dermate vaag en summier dat hij deze gebeurtenissen niet aannemelijk heeft weten te maken. De reden van vrijlating en de relatief eenvoudige en probleemloze wijze waarop eiser de gevangenis kon verlaten wordt dermate onwaarschijnlijk geacht dat er geen waarde aan kan worden gehecht. Het asielrelaas is op geen enkele wijze onderbouwd met documenten. Het is niet aannemelijk dat eiser geen gegevens over zijn reis kan verstrekken. Van eiser kan verwacht worden dat hij antwoord kan geven op vragen die op zijn persoonlijke omstandigheden betrekking hebben. Hierbij is rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau van eiser. Gezien het aantal, alsmede de soort vragen waarop eiser slechts vage en summiere verklaringen heeft afgelegd, kan hem dit in redelijkheid worden toegerekend. Nu geen geloof wordt gehecht aan de verklaringen van eiser kan er ook geen geslaagd beroep worden gedaan op het vluchtelingenverdrag. Eiser is thans, volgens eigen opgave meerderjarig en komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het beleid voor amv’s.
2.4 Eiser heeft hiertegen in beroep het volgende aangevoerd. Uit het verloop van de procedure en de motivering blijkt onder meer dat verweerder de brief van 6 april 2004 waarin staat dat eiser een IQ heeft van 57 niet bij de besluitvorming heeft betrokken. Dit is onzorgvuldig en het besluit komt om die reden voor vernietiging in aanmerking. Nu er nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang zijn, had verweerder eiser opnieuw moeten horen of opnieuw een zienswijze moeten uitbrengen. Eiser is nu een instantie onthouden. Verder is verweerder in de amv-procedure ten onrechte niet nagegaan of er sprake zou kunnen zijn van bijzondere individuele omstandigheden als bedoeld in artikel 3.52 Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
De rechtbank overweegt als volgt.
2.7 Ingevolge artikel 29, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd onder meer worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is;
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;
c. van wie naar het oordeel van verweerder op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst.
2.5 Ingevolge artikel 31, eerste lid, Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
2.6 Bij de brief van 6 april 2004 van eiser, zit als bijlage een brief van 9 april 2003, afkomstig van mevrouw A.C. Visser, gezinsvoogd van eiser bij Stichting Nidos. De gezinsvoogd schrijft dat er bij eiser een IQ-test is afgenomen en dat hij volgens de uitkomst een IQ van 57 heeft. Eiser zou met deze onderzoeksresultaten aangemerkt kunnen worden als licht tot matig verstandelijk gehandicapt. Verweerder betwist deze uitslag niet. In het bestreden besluit stelt verweerder zich onder meer op het volgende standpunt: “(…) Hetgeen in de zienswijze wordt aangevoerd omtrent de geloofwaardigheid van de verklaringen van betrokkene leidt niet tot een ander oordeel dan in het voornemen reeds is verwoord. Er zijn immers geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gekomen. De omstandigheid dat betrokkene nooit naar school is geweest en tot voor kort in een klein wereldje leefde leiden niet tot een ander oordeel nu niet valt in te zien dat deze omstandigheden redenen zijn om minder uitgebreid te kunnen verklaren omtrent het gebeurde in het land van herkomst. (…) Hierbij is rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau van betrokkene (…)”.
2.7 In het bestreden besluit gaat verweerder niet in op het ontvangen en de inhoud van de hiervoor genoemde brief met bijlage. Verweerder constateert slechts dat er in de zienswijze niets nieuws is aangevoerd. Verweerder houdt in het besluit wel rekening met het ontwikkelingsniveau van eiser voor wat betreft het feit dat eiser niet naar school is geweest. Het feit dat eiser niet naar school is geweest zegt echter niets over zijn IQ. Voor het nemen van het besluit is echter vast komen te staan dat eiser naast het feit dat hij niet naar school is gegaan een IQ heeft waardoor hij als (licht) verstandelijk gehandicapt wordt aangemerkt. Verweerder had in moeten gaan op dit laatste gegeven en dit bij zijn besluitvorming dienen te betrekken. Dit geldt temeer nu eiser zich op het standpunt heeft gesteld dat het feit dat hij verstandelijk gehandicapt is, een rol heeft gespeeld bij het feit dat de commandant van het kamp hem heeft helpen ontsnappen.
2.8 Gelet op het vorenstaande behoeft het beroep tegen het niet verlenen van een vergunning op grond van het beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, waarvan vast staat dat eiser daarbij belang heeft, gelet op zijn eventuele aanspraak op voortgezet verblijf, op dit moment geen bespreking.
2.9 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de artikelen 3:2 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en 3:46 Awb.
2.10 De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
2.11 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte kosten en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn € 966,-- (2 punten voor de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.12 Met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb zal de rechtbank de Staat der Nederlanden aanwijzen als rechtspersoon die het betaalde griffierecht moet vergoeden.
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit;
3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na datum van verzending van de uitspraak opnieuw te beslissen op de aanvraag van 2 juni 2001 met inachtneming van deze uitspraak;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 966,-- en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten aan eiser moet voldoen;
3.5 draagt de Staat der Nederlanden op het betaalde griffierecht ad € 138,-- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, en op 19 juli 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van J.A. Huismans, griffier.
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.