ECLI:NL:RBSGR:2006:AY6526

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
249235 - FA RK 05-4905
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding zonder rechtsgeldig huwelijk en verzoek om verklaring voor recht

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 14 april 2006 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure. De vrouw had verzocht om echtscheiding, maar de rechtbank oordeelde dat er geen rechtsgeldig huwelijk was gesloten, omdat niet was voldaan aan de wettelijke vereisten voor huwelijksvoltrekking. De vrouw had geen afschrift of uittreksel van de huwelijksakte overgelegd, wat volgens artikel 815 lid 2 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vereist is. De vrouw verklaarde ter terechtzitting dat zij in 1971 te Suriname met de man was getrouwd, maar dat het huwelijk niet was voltrokken voor een ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er geen rechtsgeldig huwelijk was en verklaarde de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek tot echtscheiding en nevenvorderingen.

De rechtbank hield de zaak aan met betrekking tot het aanvullende verzoek van de vrouw om een verklaring voor recht dat er geen rechtsgeldig huwelijk was. De vrouw had dit verzoek pas mondeling ter terechtzitting gedaan, en de rechtbank besloot haar de gelegenheid te geven om dit verzoek bij exploot aan de man te betekenen. De man was niet in het geding verschenen, waardoor een verandering of vermeerdering van het verzoek uitgesloten was zonder tijdige kennisgeving aan de wederpartij. De rechtbank stelde een pro forma datum vast voor 1 juli 2006, waarbij de vrouw het originele betekeningsexploot uiterlijk twee weken voor deze datum moest overleggen. De beslissing over de proceskostenveroordeling werd eveneens aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Scheiding
4x
rekestnummer : FA RK 05-4905
zaaknummer : 249235
datum beschikking : 14 april 2006
BESCHIKKING op het op 30 augustus 2005 ingekomen verzoek van:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. J. de Koning.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
de man,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. --.
PROCEDURE
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het exploot van betekening van dit verzoekschrift;
- de brief d.d. 5 september 2005 van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 28 november 2005 van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 12 januari 2006 van de zijde van de vrouw.
Op 17 maart 2006 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw en haar procureur.
BEOORDELING
Het verzoek van de vrouw strekt tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
- verdeling ten overstaan van een notaris van de huwelijksgemeenschap, met benoeming van onzijdige personen,
- voortgezet gebruik van de echtelijke woning met inboedel,
- kostenveroordeling,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw heeft ter terechtzitting haar verzoek aangevuld, voor het geval de rechtbank tot het oordeel mocht komen dat geen sprake zou zijn van een rechtsgeldig huwelijk. Indien de rechtbank van oordeel is dat geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk, verzoekt de vrouw om een verklaring voor recht dat niet is komen vast te staan dat tussen hen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk, zodat zij de vermelding in de registers van de burgerlijke stand, dat partijen met elkaar zijn gehuwd, kan doen doorhalen.
De vrouw heeft niet, zoals ingevolge artikel 815 lid 2 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) is vereist, een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte overgelegd.
Aanvankelijk is namens de vrouw bij brieven van 5 september 2005, 28 november 2005 en 12 januari 2006 het standpunt ingenomen dat de huwelijksakte niet kan worden overgelegd omdat het gemeentehuis in Suriname is afgebrand en daarbij de registers verloren zijn gegaan.
Ter terechtzitting heeft de vrouw verklaard dat zij in 1971 te Suriname met de man is getrouwd ten overstaan van een priester. De priester zou dit doorgeven aan het gemeentehuis, aldus de vrouw.
De vrouw heeft in het kader van de onderhavige procedure het gemeentehuis te Paramaribo verzocht om een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte. Het gemeentehuis bleek echter niet aan dit verzoek te kunnen voldoen, omdat er nergens een huwelijksakte van partijen te vinden was. De vrouw heeft voorts verklaard dat de ambtenaar van het gemeentehuis van Paramaribo heeft medegedeeld dat het feit dat partijen zouden zijn getrouwd nimmer aan het gemeentehuis was doorgegeven.
De procureur van de vrouw heeft ter terechtzitting bevestigd dat een huwelijksakte niet kan worden overgelegd, alsmede dat zij niet kan aantonen dat het gemeentehuis in Suriname is afgebrand.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit hetgeen de vrouw ter terechtzitting heeft verklaard volgt dat tussen partijen geen rechtsgeldig huwelijk is gesloten nu niet is voldaan aan de vereisten die de wet aan de huwelijksvoltrekking stelt. Het door de vrouw bedoelde huwelijk is immers niet voltrokken ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand.
De rechtbank zal daarom de vrouw in haar (oorspronkelijke) verzoek tot echtscheiding, met nevenvorderingen, niet-ontvankelijk verklaren.
Met betrekking tot het aanvullende verzoek van de vrouw om een verklaring voor recht dat niet is komen vast te staan dat tussen partijen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk, wordt het volgende overwogen.
Nu de man niet in het geding is verschenen, is ingevolge het bepaalde in de artikelen 283 jo. 130 Rv. een verandering of vermeerdering van het verzoek uitgesloten, tenzij de verzoeker de verandering of vermeerdering tijdig bij exploot aan de wederpartij kenbaar heeft gemaakt.
Nu de vrouw haar aanvullende verzoek eerst mondeling ter terechtzitting heeft gedaan zal de rechtbank om proceseconomische redenen de vrouw in de gelegenheid stellen om het aanvullende verzoek bij exploot te doen betekenen aan de man, waarbij aan de man een verweertermijn wordt gegund met inachtneming van het bepaalde in artikel 816 Rv. juncto artikel 4.1 van het Procesreglement Scheiding.
De rechtbank zal de zaak daarom ten aanzien van de verzochte verklaring voor recht aanhouden tot 1 juli 2006 pro forma. Het originele betekeningsexploot dient uiterlijk twee weken voor deze proformadatum door de vrouw te worden overgelegd ter griffie.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om een proceskostenveroordeling eveneens aanhouden.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de vrouw in haar verzoeken tot echtscheiding, verdeling en voortgezet gebruik van de echtelijke woning niet-ontvankelijk;
houdt de zaak ten aanzien van de door de vrouw verzochte verklaring voor recht en de proceskostenveroordeling aan tot 1 juli 2006 pro forma teneinde de vrouw in de gelegenheid te stellen om het aanvullende verzoek om een verklaring voor recht bij exploot te doen betekenen aan de man;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, bijgestaan door mr. J.M.M. Bancken als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2006.