RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753443-05
's-Gravenhage, 14 juli 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1941 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden,
PCS Jeugdhuis van Bewaring De Sprang, Unit 3,
te 's-Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 juni 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Van der Leeuw heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- pistool, Smith&Wesson, 102 patronen 9 mm, 36 patronen 6.35 mm en 2 magazijnen, zullen worden onttrokken aan het verkeer;
- 15 documenten betreffende roerende- en onroerende goederen en 6 Naviotics zeekaarten zullen worden teruggegeven aan verdachte;
- 2 oorknoppen met ingelegde steentjes zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende [rechthebbende].
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bevoegdheid van de rechtbank met betrekking tot feit 2.
De rechtbank acht zich bevoegd kennis te nemen van het onder 2 telastgelegde feit, voorzover is telastgelegd dat het feit in België heeft plaatsgevonden, nu naar verklaring van verdachte hij in de telastgelegde periode de Nederlandse nationaliteit bezat, en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie ook in België een strafbaar feit is, gelet op artikel 4 van de Belgische Wapenwet (Wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op den handel in munitie), zodat ook aan het vereiste van de dubbele strafbaarheid als bedoeld in artikel 5 lid 1 onder 2° Sr is voldaan.
Partiële nietigheid van de dagvaarding met betrekking tot feit 1 primair.
De rechtbank verklaart de inleidende dagvaarding nietig, voor zover deze betreft het tezamen en in vereniging met een ander of anderen plegen van het telastgelegde feit, nu het medeplegen niet nader feitelijk is uitgewerkt in de telastlegging.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 2 en 3 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2 telastgelegde feit overweegt de rechtbank dat, nu het vuurwapen eerst op 9 november 2005 in de boot van verdachte is aangetroffen, er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, dat verdachte het vuurwapen ook voorhanden heeft gehad in de telastgelegde periode van 1 juli 2003 tot en met 3 oktober 2005, te minder nu uit het dossier blijkt dat in de periode van 4 oktober 2005 tot en met 9 november 2005 verschillende personen, waaronder medeverdachten, aan boord zijn geweest van het schip van verdachte waarin het vuurwapen en de munitie zijn aangetroffen.
Met betrekking tot het onder 3 telastgelegde feit overweegt de rechtbank dat de telastlegging onmiskenbaar doelt op de reis die verdachte en zijn medeverdachte in de zomer van 2003 hebben ondernomen naar Brazilië. Er zitten in het dossier verklaringen van horen zeggen dat verdachte en zijn medeverdachte op die reis een grote hoeveelheid cocaïne hebben gesmokkeld, maar, mede gelet op het feit dat er geen spoor van cocaïne is aangetroffen, zijn die verklaringen onvoldoende om te komen tot het wettig en overtuigend bewijs dat inderdaad op die reis cocaïne in Nederland is ingevoerd.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding onder 1 primair telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft van het witwassen van grote uit misdrijf afkomstige geldbedragen een gewoonte gemaakt. Een deel van het geld heeft hij uitgegeven aan een auto, een huis en een vliegreis. Ook heeft hij uit dat van misdrijf afkomstige geld een belastingschuld ingelost.
Voorts heeft hij een aanzienlijk deel van dat geld verborgen op zijn boot en bij derden ondergebracht.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij er aldus aan heeft bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van de belastingdienst werden onttrokken en een schijnbaar legale herkomst hebben gekregen. Deze handelwijze vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Verdachte heeft hiermee slechts zijn eigen financiële gewin voor ogen gehad.
Omtrent de persoon van de verdachte is op 28 december 2005 een rapport uitgebracht door psychiater T.V. van Lent. Deze deskundige heeft geconcludeerd dat er in de periode dat het telastgelegde feit zou zijn begaan, bij betrokkene geen sprake was van een psychiatrische stoornis in engere zin en dat er evenmin aanwijzingen waren die het waarschijnlijk maken dat betrokkene vanwege een psychiatrische stoornis of een gebrekkige (persoonlijkheids)ontwikkeling beperkt is geweest in zijn handelen rondom zijn financiële bezittingen en transacties.
Voorts is op 19 december 2005 een rapport omtrent verdachte uitgebracht door psycholoog W.J.L. Lander. Ook deze deskundige heeft geconcludeerd dat er bij betrokkene ten tijde van het plegen van het telastgelegde geen sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waaruit het plegen van het telastgelegde verklaard kan worden. Betrokkene heeft zijn wil volgens de deskundige in vrijheid kunnen bepalen en dient als volledig toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 6 oktober 2005 betreffende verdachte.
De rechtbank is, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat een - deels voorwaardelijke - gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt. Het voorwaardelijk deel dient er tevens toe verdachte ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan een (soortgelijk) strafbaar feit.
Deze straf is een hogere dan aan de - gelijktijdig terechtstaande - medeverdachten wordt opgelegd, nu verdachte de initiatiefnemer met betrekking tot de witwaspraktijken is geweest.
Nu de rechtbank verdachte voor een substantieel deel vrijspreekt van de telastgelegde feiten, is de op te leggen straf lager dan door de officier van justitie gevorderd.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen pistool, Smith&Wesson, de 102 patronen 9 mm, de 36 patronen 6.35 mm en de 2 magazijnen, genummerd 14, onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit - onder 2 telastgelegd - waarvan verdachte werd verdacht, zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan [rechthebbende] gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen oorknopjes met ingelegde steentjes, genummerd 3.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen 15 documenten betrefffende roerende- en onroerende goederen, genummerd 1, en de 6 Naviotics zeekaarten, genummerd 13.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a (oud), 14b (oud), 14c, 36b, 36d, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
GEWOONTE MAKEN VAN WITWASSEN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 3 oktober 2005,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 6 oktober 2005;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 14, te weten: 1 pistool Smith&Wesson, 102 patronen 9 mm, 36 patronen 6.35 mm en 2 magazijnen;
gelast de teruggave aan [rechthebbende] van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen 2 oorknoppen met ingelegde steentjes, genummerd 3;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 13, te weten: 15 documenten betreffende roerende- en onroerende goederen, genummerd 1, en 6 Naviotics kaarten, genummerd 13;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Knol, voorzitter,
De Bruijn en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juli 2006.
mr Krekel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen