ECLI:NL:RBSGR:2006:AY5711
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.G. Kok
- A.C. Olland
- I. Obbink-Reijngoud
- Rechtspraak.nl
Gedwongen ontheffing van het ouderlijk gezag en benoeming van voogdij in het belang van de minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 juli 2006 uitspraak gedaan over de gedwongen ontheffing van het ouderlijk gezag van de vader over zijn minderjarige kind, geboren in 1998. De vader had eerder een verklaring ondertekend waarin hij toezegde zich niet te verzetten tegen een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. De rechtbank oordeelde dat het belang van de minderjarige, die behoefte had aan duidelijkheid over zijn toekomst, zwaarder woog dan de belangen van de vader. De rechtbank bevestigde de eerdere uitspraak in hoger beroep, waarbij het verzoek van de raad voor de kinderbescherming om de vader van het ouderlijk gezag te ontheffen werd gehonoreerd.
De procedure begon met een verzoek van de raad voor de kinderbescherming, die aangaf dat de minderjarige behoefte had aan stabiliteit en continuïteit in zijn opvoeding. De vader, die in detentie zat, had geen bezwaar tegen de uithuisplaatsing, maar verzette zich tegen de ontheffing van zijn ouderlijk gezag. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de minderjarige goed functioneerde in het pleeggezin en dat er geen reële mogelijkheden waren voor terugplaatsing bij de vader. De rechtbank oordeelde dat de continuïteit van de opvoeding en de hechting van de minderjarige aan de pleegouders van groot belang waren.
De rechtbank besloot de vader te ontheffen van het ouderlijk gezag en benoemde het Leger des Heils Jeugdbescherming en jeugdreclassering als voogd. De rechtbank benadrukte dat het recht van de minderjarige op duidelijkheid en stabiliteit in zijn opvoeding voorop stond. De beslissing werd genomen in het belang van de minderjarige, die al geruime tijd in het pleeggezin verbleef en daar goed gedijde. De rechtbank wees het verzoek van de vader om een contra-expertise af, omdat dit niet in het belang van de minderjarige zou zijn en de procedure onnodig zou vertragen.