ECLI:NL:RBSGR:2006:AY5438

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/535605-05
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en medeplegen van zware mishandeling na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en medeplegen van zware mishandeling. De officier van justitie, mr. H.J.J. Talsma, had een werkstraf van 100 uur geëist, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Tijdens de zitting op 18 juli 2006 werd vastgesteld dat de verdachte, ondanks de pogingen van een medeverdachte om hem op andere gedachten te brengen, zich opnieuw bij een vechtpartij had gevoegd. Echter, de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deel uitmaakte van de groep die geweld pleegde tegen de in de tenlastelegging genoemde personen en goederen.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deze had begaan. De benadeelde partijen, waaronder twee individuen en de Politie Hollands Midden, hadden zich gevoegd in de procedure met vorderingen tot schadevergoeding. Aangezien de verdachte was vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partijen niet ontvankelijk in hun vorderingen, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Dit vonnis is gewezen door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de rechters P. Poustochkine (voorzitter), M. Rootring en E.C.M. Bouman, in aanwezigheid van griffier mr. C.A.M. Eijgenraam. De uitspraak vond plaats in het openbaar, waarbij de rechtbank de beslissing op een duidelijke en gestructureerde wijze heeft gecommuniceerd.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/535605-05
's-Gravenhage, 1 augustus 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 juli 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr J.A.W. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd te weten:
- [benadeelde partij 1];
- [benadeelde partij 2];
- Politie Hollands Midden.
De officier van justitie mr H.J.J. Talsma heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding primair en subsidiair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, ondanks de poging(en) van [Y] om hem op andere ideeën te brengen, zich opnieuw heeft gevoegd bij de vechtpartij. Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting is echter onvoldoende komen vast te staan dat verdachte op dat moment deel uit heeft gemaakt van juist die groep die tegen de in de telastlegging omschreven personen en goederen geweld pleegde. Derhalve spreekt de rechtbank verdachte vrij van de hem primair telastgelegde openlijke geweldpleging en het hem subsidiair telastgelegde medeplegen van zware mishandeling.
De vordering van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1050,-.
[benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 108,-.
Politie Hollands Midden, gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 38,30.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien verdachte is vrijgesproken van het telastgelegde en derhalve aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding primair en subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en Politie Hollands Midden niet ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat deze de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs P. Poustochkine, voorzitter,
M. Rootring en E.C.M. Bouman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr C.A.M. Eijgenraam, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2006.
mrs M. Rootring en E.C.M. Bouman zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.