ECLI:NL:RBSGR:2006:AY5438
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- P. Poustochkine
- M. Rootring
- E.C.M. Bouman
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van openlijke geweldpleging en medeplegen van zware mishandeling na onvoldoende bewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en medeplegen van zware mishandeling. De officier van justitie, mr. H.J.J. Talsma, had een werkstraf van 100 uur geëist, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Tijdens de zitting op 18 juli 2006 werd vastgesteld dat de verdachte, ondanks de pogingen van een medeverdachte om hem op andere gedachten te brengen, zich opnieuw bij een vechtpartij had gevoegd. Echter, de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deel uitmaakte van de groep die geweld pleegde tegen de in de tenlastelegging genoemde personen en goederen.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deze had begaan. De benadeelde partijen, waaronder twee individuen en de Politie Hollands Midden, hadden zich gevoegd in de procedure met vorderingen tot schadevergoeding. Aangezien de verdachte was vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partijen niet ontvankelijk in hun vorderingen, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.
Dit vonnis is gewezen door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de rechters P. Poustochkine (voorzitter), M. Rootring en E.C.M. Bouman, in aanwezigheid van griffier mr. C.A.M. Eijgenraam. De uitspraak vond plaats in het openbaar, waarbij de rechtbank de beslissing op een duidelijke en gestructureerde wijze heeft gecommuniceerd.