ECLI:NL:RBSGR:2006:AY5436

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/535607-05
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs van belediging van een ambtenaar en belemmering van aanhouding

Op 1 augustus 2006 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het beledigen van een ambtenaar in functie en het opzettelijk belemmeren van de aanhouding van een andere persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Tijdens de zitting op 18 juli 2006 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. N.P.C.C. Langenberg. De officier van justitie, mr. H.J.J. Talsma, had een geldboete van € 500,- geëist, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, en had geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen wegens onvoldoende rechtstreeks verband met de zaak.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten en getuigen zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de waarnemingen van de verbalisant mogelijk niet geheel juist waren, gezien de hectische omstandigheden en het eerdere geweld tegen een andere verbalisant. De verdachte ontkende de beschuldigingen en de verklaringen van twee getuigen wezen op een misverstand. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de telastgelegde feiten, waardoor de verdachte vrijgesproken werd.

De benadeelde partijen, waaronder twee personen en de Politie Hollands Midden, hadden vorderingen tot schadevergoeding ingediend, maar de rechtbank verklaarde hen niet ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank gaf aan dat de benadeelde partijen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter konden indienen. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en ondertekend door de rechters, waarbij mrs. Rootring en Bouman buiten staat waren om het vonnis te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/535607-05
's-Gravenhage, 1 augustus 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 juli 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr N.P.C.C. Langenberg, advocaat te Breda, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd te weten:
- [benadeelde partij 1];
- [benadeelde partij 2];
- Politie Hollands Midden.
De officier van justitie mr H.J.J. Talsma heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 500,-subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen wegens onvoldoende rechtstreeks verband.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 1 en 2 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 overweegt de rechtbank dat verbalisant [verbalisant] op p. 111-112 proces-verbaal heeft gerelateerd over de aanhouding van verdachte. Uit geen van de andere verklaringen die zich in het dossier bevinden, blijkt dat verdachte de hem onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank acht het denkbaar dat, gezien de hectische omstandigheden waarin een en ander heeft plaatsgevonden en het eerdere geweld dat vlak daarvoor tegen een andere verbalisant was uitgeoefend, de waarnemingen van verbalisant [verbalisant] niet geheel juist zijn en dat eventuele bewegingen van verdachte door hem verkeerd zijn geïnterpreteerd. Daarbij speelt een rol dat verdachte ontkent en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] (p. 259/260 proces-verbaal) en [getuige 2] (p. 228 proces-verbaal) eveneens duiden op een misverstand. Deze getuigen 'sparen' overigens andere vrienden die bij de vechtpartij betrokken waren niet in hun verklaringen.
Gelet hierop acht de rechtbank niet overtuigend bewezen dat verdachte een ambtenaar in functie heeft beledigd en de aanhouding van [X] opzettelijk heeft belemmerd. Derhalve spreekt de rechtbank verdachte vrij.
De vordering van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij 1], wonende te Leiderdorp, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1050,-.
[benadeelde partij 2], wonende te Leiderdorp, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 108,-.
Politie Hollands Midden, gevestigd te Leiderdorp, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 38,30.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien verdachte is vrijgesproken van het telastgelegde en derhalve aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en Politie Hollands Midden niet ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat deze de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs P. Poustochkine, voorzitter,
M. Rootring en E.C.M. Bouman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr C.A.M. Eijgenraam, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2006.
mrs M. Rootring en E.C.M. Bouman zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.