ECLI:NL:RBSGR:2006:AY5436
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- P. Poustochkine
- M. Rootring
- E.C.M. Bouman
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs van belediging van een ambtenaar en belemmering van aanhouding
Op 1 augustus 2006 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het beledigen van een ambtenaar in functie en het opzettelijk belemmeren van de aanhouding van een andere persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Tijdens de zitting op 18 juli 2006 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. N.P.C.C. Langenberg. De officier van justitie, mr. H.J.J. Talsma, had een geldboete van € 500,- geëist, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, en had geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen wegens onvoldoende rechtstreeks verband met de zaak.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten en getuigen zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de waarnemingen van de verbalisant mogelijk niet geheel juist waren, gezien de hectische omstandigheden en het eerdere geweld tegen een andere verbalisant. De verdachte ontkende de beschuldigingen en de verklaringen van twee getuigen wezen op een misverstand. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de telastgelegde feiten, waardoor de verdachte vrijgesproken werd.
De benadeelde partijen, waaronder twee personen en de Politie Hollands Midden, hadden vorderingen tot schadevergoeding ingediend, maar de rechtbank verklaarde hen niet ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank gaf aan dat de benadeelde partijen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter konden indienen. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en ondertekend door de rechters, waarbij mrs. Rootring en Bouman buiten staat waren om het vonnis te ondertekenen.