1.1. Ingevolge artikel 72, tweede lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) wordt een beschikking omtrent de afgifte van een visum, waaronder begrepen een mvv, voor de toepassing van afdeling 2 van hoofdstuk 7 van de Vw 2000, bevattende bepalingen over bezwaar en beroep inzake reguliere verblijfsvergunningen, gelijkgesteld met een beschikking gegeven krachtens de Vw 2000.
1.2. De aanvraag om afgifte van een mvv wordt ingevolge B 1/1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) getoetst aan de voorwaarden die worden gesteld met het oog op het verlenen van een verblijfsvergunning (regulier) in Nederland.
1.3. Ingevolge artikel 14, tweede lid van de Vw 2000 wordt een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend onder een beperking, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan.
1.4. Op 22 september 2003 is Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie inzake het recht op gezinshereniging vastgesteld, Pb EU, 3 oktober 2003, L251/12 (de Richtlijn). De Richtlijn is in werking getreden op 3 oktober 2003. De implementatietermijn liep af op 3 oktober 2005.
1.5. Artikel 7, eerste lid onder c van de Richtlijn luidt als volgt:
‘Bij de indiening van het verzoek tot gezinshereniging kan de betrokken lidstraat de persoon die het verzoek heeft ingediend, verzoeken het bewijs te leveren dat de gezinshereniger beschikt over: stabiele en regelmatige inkomsten die volstaan om hemzelf en zijn gezinsleden te onderhouden, zonder een beroep te doen op het stelsel van sociale bijstand van de betrokken lidstaat. De lidstaten beoordelen daartoe de aard en de regelmaat van deze inkomsten en kunnen rekening houden met de nationale minimumlonen en pensioenen, evenals met het aantal gezinsleden’.
1.6. Verweerder heeft ter implementatie van de Richtlijn de terzake bestaande regelgeving aangepast. Dit is geschied bij het Besluit van 29 september 2004 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van de Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (Pb EG L251) en enkele andere onderwerpen betreffende gezinshereniging, gezinsvorming en openbare orde (Stb.2004, 496) en bij Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2000 (WBV) 2005/5.
1.7. Ingevolge artikel 3.4, eerste lid, onder a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) kan de in artikel 14, tweede lid van de Vw 2000 bedoelde beperking verband houden met gezinshereniging of gezinsvorming.
1.8. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdende met gezinshereniging of gezinsvorming kan ingevolge artikel 3.13 van het Vb 2000 worden verleend, indien is voldaan aan alle in de artikelen 3.14 tot en met 3.22 van het Vb 2000 genoemde voorwaarden.
1.9. Ingevolge artikel 3.22, tweede lid en artikel 3.74, aanhef en onder d van het Vb 2000 en het daarop gebaseerde beleid van paragraaf B2/2.11 van de Vc 2000 wordt ingeval van gezinsvorming de verblijfsvergunning verleend indien de hoofdpersoon duurzaam en zelfstandig beschikt over een netto-inkomen dat tenminste gelijk is aan 120 procent van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, en artikel 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, met inbegrip van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van die wet (het zogenoemde middelenvereiste).