ECLI:NL:RBSGR:2006:AY5295
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. van Rij
- Rechtspraak.nl
Weigering alleenstaande ouderkorting op basis van onvoldoende bewijs van huishouding met minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 juni 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, vertegenwoordigd door S.J. van Dam en F.C.M. Mantel-Bloemhard. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2003, waarbij hij een belastbaar inkomen van € 22.556 had aangegeven. Eiser verzocht om verlening van de alleenstaande ouderkorting en de aanvullende alleenstaande ouderkorting, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij in dat jaar alleen met zijn minderjarige kinderen een huishouding voerde.
De rechtbank overwoog dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zijn woning enkel als postadres voor de moeder van zijn kinderen fungeerde. Eiser had geen gegevens verstrekt over de verblijfplaats van de moeder, die op hetzelfde adres als eiser stond ingeschreven. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 8.15, eerste lid, Wet inkomstenbelasting 2001, die vereisen dat de belastingplichtige een huishouding voert met een kind dat op hetzelfde adres staat ingeschreven.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht had op de gevraagde kortingen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. T. van Rij, in aanwezigheid van griffier mr. M.A.H. Strik. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.