RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 30 juni 2006,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 06/529 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tissoni Belegging en Beheer B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaat mr. T.E.P.A. Lam te Nijmegen,
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Wijkvereniging "De Zuid",
zetelende te Noordwijk (ZH),
2. [gedaagde 2],
wonende te Noordwijk (ZH),
3. [gedaagde 3],
wonende te Noordwijk (ZH),
4. [gedaagde 4],
wonende te Noordwijk (ZH),
5. [gedaagde 5],
wonende te Noordwijk (ZH),
6. [gedaagde 6],
wonende te Noordwijk (ZH),
gedaagden,
procureur gedaagde sub 1 mr. H.J.A. Knijff,
advocaat gedaagde sub 1 mr. J.L. Stoop te Maastricht,
procureur gedaagden sub 2 t/m 6 mr. H.C. Grootveld,
advocaat gedaagden sub 2 t/m 6 mr. M.L.S. Kalff te Amsterdam.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 22 juni 2006 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Eiseres is eigenaresse van de onroerende zaak gelegen te Noordwijk (ZH) aan de Koningin Astrid Boulevard [huisnummer].
1.2. Gedaagde sub 1 heeft volgens haar statuten als doelstelling: de bevordering en het behoud van de leefbaarheid op zowel historische en sociale grondslag, als op economische grondslag in en rondom het gebied de zuidduinen van de Gemeente Noordwijk, dat voorshands wordt gevormd door het gebied dat is gelegen binnen en wordt begrensd door de Koningin Astrid Boulevard, de Boerhaaveweg, de Koepelweg, de Oude Zeeweg en De Grent. Zij tracht dit doel te bereiken door actieve samenwerking met bewoners en ondernemers in genoemd gebied in nauw overleg met de overheid en door alle andere middelen die het doel van dienst kunnen zijn.
1.3. Bij besluit van 27 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk (ZH) (hierna 'B & W') aan eiseres een bouwvergunning verleend voor het realiseren van een appartementencomplex op het perceel Koningin Astrid Boulevard te Noordwijk, bestaande uit vier bouwlagen en een zolderverdieping. Bij besluit van 29 juni 2005 hebben B & W aan eiseres een wijzigingsvergunning verleend voor het veranderen van de bovenste verdieping van het appartementencomplex.
1.4. Tegen deze bouwvergunningen heeft gedaagde sub 1 (hierna 'de Zuid') een bezwaarschrift ingediend. De Zuid heeft daarbij onder meer aangevoerd dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan Zuidduinen 1982 (hierna 'het bestemmingsplan'). Alvorens een beslissing op het bezwaarschrift te nemen hebben B & W advies gevraagd aan de commissie bezwaarschriften van Noordwijk (ZH). Deze commissie heeft geadviseerd de verleende bouwvergunning en wijzigingsvergunning te herroepen en alsnog de vergunningen te weigeren. Bij besluit van 21 december 2005 hebben B & W het door de Zuid ingediende bezwaarschrift ongegrond verklaard. Tegen de beslissing op bezwaar is door de Zuid bij brief van 6 februari 2006 pro forma beroep bij de sector bestuursrecht van deze rechtbank ingesteld. Bij brief van 6 maart 2006 zijn de gronden van het beroep aangevuld.
1.5. In de notulen van de algemene ledenvergadering van de Zuid van 10 november 2005 is onder andere vermeld:
"Mocht het zo zijn dat na de toetsing door de bezwaarschriftencommissie en het te geven advies, hoe dat ook mag luiden, uiteindelijk door het College van B&W een voor de wijkvereniging negatieve beslissing wordt gegeven, dan eindigt daar de taak van de bestemmingsplancommissie."
In de richtlijnen voor de beoordeling van bouwplannen door de Zuid (als bijlage bij voormelde notulen gevoegd) is het volgende opgenomen:
"D. Behandeling bezwaarschrift opvolgen
(...)
Indien het bezwaar door de gemeente wordt verworpen kan het bestuur nadere stappen nemen om de direct omwonende belanghebbenden actief te informeren over hun mogelijkheden om het besluit verder juridisch te bestrijden. Behoudens uitzonderlijke gevallen wordt het voeren van verdere vervolgstappen aan de belanghebbende omwonenden overgelaten."
1.6. Bij brief van 18 april 2006 heeft eiseres gedaagden aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt als gevolg van het feit dat gedaagde sub 1 de aan eiseres verleende bouwvergunning in rechte bestrijdt.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eiseres vordert na wijziging van eis - zakelijk weergegeven- primair de Zuid en haar bestuursleden ieder hoofdelijk te veroordelen:
- het ingestelde beroep dat bij de sector bestuursrecht van deze rechtbank is ingesteld binnen twee werkdagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis in te trekken op straffe van een dwangsom;
- tot betaling van een voorschot op de door eiseres reeds geleden en nog te lijden schade van € 100.000,--
en subsidiair de Zuid te veroordelen binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen bij de sector bestuursrecht van deze rechtbank in de reeds bij deze rechtbank aanhangige procedure.
Daartoe voert eiseres het volgende aan.
Naar aanleiding van het door de Zuid ingestelde beroep is eiseres met de Zuid in overleg getreden. In dit overleg heeft de Zuid aangegeven dat het ingestelde beroep zou worden ingetrokken als de gemeente op een aantal punten bereid zou zijn toezeggingen te doen terzake de inhoud van het in de toekomst te voeren ruimtelijke beleid. Nadien zijn door de Zuid echter een aantal aanvullende eisen gesteld en is zij teruggekomen op haar toezegging. Deze handelwijze is jegens eiseres onrechtmatig en vormt bovendien misbruik van procesrecht. Voorts handelt de Zuid onrechtmatig jegens eiseres door in strijd met haar statutaire doelstelling en een besluit van de Algemene Ledenvergadering van 10 november 2005 beroep in te stellen tegen de aan eiseres verleende bouwvergunningen. Door te weigeren een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen wetende dat zij in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard ontneemt de Zuid eiseres de mogelijkheid om de ontvankelijkheid op korte termijn ter beoordeling aan de bestuursrechter voor te leggen. Hierdoor handelt zij eveneens onrechtmatig jegens eiseres. De Zuid en haar bestuursleden zijn dan ook aansprakelijk voor de vertragingsschade die door het onrechtmatig handelen van de Zuid is ontstaan. Immers eiseres kan niet aanvangen met de bouwwerkzaamheden.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Gedaagden hebben betwist dat eiseres een spoedeisend belang heeft. Vaststaat dat eiseres vermogensschade lijdt door uitstel van de bouw totdat de bouwvergunning definitief is. Hiermee is het spoedeisend belang van eiseres voldoende aannemelijk geworden.
3.2. Eiseres heeft aangevoerd dat gedaagden jegens haar onrechtmatig handelen en dat sprake is van misbruik van procesrecht.
3.3. In dit kader heeft zij allereerst betoogd dat de Zuid heeft toegezegd haar beroep in te trekken zodra bepaalde toezeggingen door B & W zouden worden gegeven. In een e-mail van 28 maart 2006 aan eiseres meldt de Zuid dat de belangrijkste doelstellingen van de vereniging worden gerealiseerd indien een aantal in de brief genoemde punten eenduidig komt vast te staan. De Zuid heeft betoogd dat een intrekking zou worden overwogen, afhankelijk van de toezeggingen die de gemeente bereid zou zijn te verstrekken ten aanzien van toekomstige bouwprojecten vallend onder het huidige en nieuwe bestemmingsplan. Aannemelijk is dat de Zuid in het kader van een schikking met eiseres heeft onderhandeld om tot een oplossing te komen met betrekking tot het planologisch beleid van de gemeente Noordwijk. Dat zij hierbij een concrete toezegging heeft gedaan haar beroep in te trekken is vooralsnog niet aannemelijk geworden. Het betoog van eiseres dat de Zuid misbruik maakt van procesrecht door haar beroep uitsluitend te handhaven om een onderhandelingspositie richting de gemeente te creëren, faalt. Uit het advies van de commissie bezwaarschriften en de beslissing op bezwaar van B & W blijkt dat de Zuid als belanghebbende wordt aangemerkt en ontvankelijk wordt geacht. Voorshands is dan ook niet aannemelijk dat sprake is van een bij voorbaat zodanig kansloze vordering dat gezegd kan worden dat gedaagden onrechtmatig handelen door het beroep niet in te trekken.
3.4. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat gedaagden onrechtmatig jegens haar handelen omdat de statutaire doelomschrijving van de Zuid haar niet toestaat om tegen de aan eiseres verleende bouwvergunning op te komen. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een natuurlijke of rechtspersoon wiens belang rechtstreeks bij het besluit van een gemeentelijk bestuursorgaan (in casu B & W) is betrokken, bezwaar of beroep instellen. Bij belangen van een rechtspersoon kan het mede gaan om een aan de statutaire doelstellingen ontleend collectief belang, dat door een besluit direct wordt of dreigt te worden aangetast, waarbij het belang los kan worden gezien van dat van individuele leden waarvan de behartiging de trekken dient te vertonen van behartiging van bovenindividuele belangen (Raad van State d.d. 18.09.02, JB 02,330). Geoordeeld wordt dat de activiteiten van de Zuid met name zijn gericht op het behoud van het historisch (oorspronkelijk) karakter van de wijk. De Zuid heeft hiertoe een bestemmingsplancommissie aangesteld die de ontwikkelingen die zich op het gebied van ruimtelijke ordening voordoen en afbreuk kunnen doen aan het karakter en de leefbaarheid van de wijk volgt. Het instellen van bezwaar en beroep tegen de aan eiseres verleende bouwvergunning past binnen de doelstelling van de Zuid te weten de bevordering en het behoud van de leefbaarheid op historische, sociale en economische grondslag van de wijk. Voorshands is aannemelijk dat de Zuid met het door haar ingestelde beroep tegen de beslissing op bezwaar een collectief belang nastreeft namelijk het belang om het historische en oorspronkelijke karakter van de wijk te behouden dat uitstijgt boven de individuele belangen van de leden.
3.5. Ten aanzien van het betoog van eiseres dat de Zuid onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met een besluit van de algemene ledenvergadering beroep in te stellen wordt als volgt geoordeeld. Uit de notulen van de algemene ledenvergadering van 10 november 2005 blijkt dat de heer Hoogendijk namens de bestemmingsplancommissie heeft meegedeeld dat de taak van de bestemmingsplancommissie eindigt indien uiteindelijk door B & W een voor de Zuid negatieve beslissing wordt gegeven. Dit standpunt is tijdens de algemene ledenvergadering van 27 april 2006 opnieuw benadrukt. Voorts is de beslissing van het bestuur om terzake de aan eiseres verleende bouwvergunningen in beroep te gaan, door de leden van de Zuid in de algemene ledenvergadering van 27 april 2006 bekrachtigd. Niet aannemelijk is dat gehandeld is in strijd met een besluit van de algemene ledenvergadering. Aan beantwoording van de vraag of eiseres beroep toekomt op handelen in strijd met een besluit van de algemene ledenvergadering, wordt dan ook niet meer toegekomen.
3.6. Ten aanzien van de subsidiaire vordering wordt overwogen dat het aanvragen van een voorlopige voorziening een exclusieve bevoegdheid van de Zuid is die door geen ander kan worden afgedwongen.
3.7. Gelet op het voorgaande is voorshands onvoldoende aannemelijk dat de Zuid jegens eiseres onrechtmatig handelt door haar beroep te handhaven en geen voorlopige voorziening aan te vragen. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering ten aanzien van de Zuid zal worden afgewezen. Aan behandeling van de vordering ten aanzien van de bestuurders van de Zuid wordt dan niet meer toegekomen. Deze ligt tevens voor afwijzing gereed.
3.8. Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde sub 1 begroot op € 1.064,--, waarvan € 248,-- aan salaris procureur en € 816,-- aan griffierecht, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis en verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding tot dusverre aan de zijde van gedaagde sub 2 tot en met 6 begroot op € 1.064,--, waarvan € 248,-- aan salaris procureur en € 816,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.