2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 Ingevolge artikel 29, eerste lid, Vw kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd onder meer worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is;
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;
c. van wie naar het oordeel van verweerder op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst;
(...).
2.3 Ingevolge artikel 31 Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
2.4 Eiseres heeft in het gehoor over haar vluchtmotieven het volgende verklaard.
Eiseres is nooit lid of aanhanger geweest van een politieke partij of beweging, regering of oppositie in Angola. Zij had nooit iets te doen met politiek en was alleen huisvrouw. Haar partner werkte voor de regering als kapitein bij de Staatsveiligheidsdienst. Tegelijkertijd was hij ook actief voor de MPLA en Unita. Eind april of begin mei 2001 is de partner van eiseres voor zijn werk naar Caxito gegaan en niet meer teruggekomen. De Unita heeft in die tijd een aanval op Caxito uitgevoerd. Enkele dagen na de aanval is een collega van de partner van eiseres, meneer [collega partner eisers] , naar eiseres toegekomen. Hij heeft haar verteld dat er een gevaarlijke situatie in verband met haar partner was ontstaan, dat de autoriteiten bij haar langs zouden komen en dat zij onder moest duiken. Daar heeft meneer [collega partner eisers] eiseres verteld dat de autoriteiten er achter waren gekomen dat haar partner betrokken was bij de aanval van Unita op Caxito en dat ze hem daarom hadden gedood. Hij heeft haar ook verteld dat hij verwachtte dat troepen van de regering naar haar huis zouden komen. Eiseres verwachtte dat de regering haar als medeplichtige bij de aanval zou zien en dat ze gevaar liep. Meneer [collega partner eisers] heeft haar ongeveer een week nadat zij was ondergedoken verteld, dat er militairen bij het huis van eiseres waren geweest en het hadden omsingeld. Na ongeveer drie weken van onderduiken heeft eiseres haar land met hulp van meneer [collega partner eisers] verlaten.
2.5 In het besluit van 22 februari 2002 had verweerder overwogen, dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij na de dood van haar man en in het verlengde daarvan had te vrezen voor de autoriteiten. Een vergunning op grond van het traumatabeleid heeft verweerder haar toen, ondanks de gewelddadige dood van haar man onthouden, omdat, aldus verweerder, niet was komen vast te staan dat psychische klachten aan terugkeer van eiseres in de weg stonden.
2.6 In het besluit van 16 maart 2005 heeft verweerder een geheel ander standpunt ingenomen. Hij acht thans de verklaringen van eiseres niet geloofwaardig. Verweerder acht voorts het risico op een wrede of onmenselijke behandeling van eiseres in het van de, slechte, positie van alleenstaande vrouwen in Angola onvoldoende om hem tot bescherming door toelating gehouden te achten. Eiseres komt reeds daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, Vw, aldus verweerder.
2.7 Eiseres heeft aangevoerd, dat verweerder in het besluit van 16 maart 2005 niet zonder toereikende motivering en zonder nieuwe informatie, een ander standpunt over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres heeft mogen innemen dan in het ingetrokken besluit van 22 februari 2002. Eiseres komt gelet op haar verklaringen in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, Vw.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.8 Verweerder had in het ingetrokken besluit, anders dan in het thans bestreden besluit, de geloofwaardigheid van essentiële feiten die eiseres aan haar aanvraag ten grondslag had gelegd, tot uitgangspunt genomen. Verweerder heeft noch in het bestreden besluit, noch in de brief waarbij hij het besluit van 22 februari 2003 introk noch, desgevraagd, ter zitting kunnen verklaren wat de achtergrond is geweest van deze wijziging in zijn standpunt over de aannemelijkheid van de door eiseres gestelde feiten. Verweerder heeft a fortiori ter zitting erkend, dat voor zijn standpuntwijziging geen overtuigende motivering bestaat. Nu verweerder met name aan het bestreden besluit geen gewijzigde omstandigheden en/of nieuwe informatie ten grondslag heeft gelegd, is de het bestreden besluit tot stand gekomen in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:2 Awb), het motiveringsbeginsel (artikel 3:46 Awb) en het rechtszekerheidsbeginsel.
2.9 Verweerder had derhalve van de geloofwaardigheid van de feiten die eiseres heeft gesteld, moeten uitgaan.
2.10 De grief van eiseres treft derhalve doel. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
2.11 De rechtbank zal, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb zelf in de zaak voorzien. Daartoe bestaat aanleiding omdat duidelijk is dat na vernietiging rechtens nog maar één beslissing mogelijk is. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
2.12 De door de autoriteiten van Angola veroorzaakte gewelddadige dood van de partner van eiseres is onvoldoende voor de conclusie dat er ook voor eiseres bij terugkeer naar haar land van herkomst een gegronde reden is om te vrezen voor vervolging van de zijde van de autoriteiten. Eiseres was zelf niet politiek actief. Concrete daden van vervolging heeft zij niet meegemaakt. De stelling van eiseres dat zij door de autoriteiten werd beschouwd als medeplichtige bij de aanval op Caxito ontbeert concrete onderbouwing in de feiten. Deze stelling is geheel gebaseerd op niet onderbouwde vermoedens. De de auditu verklaring van de [collega partner eiseres] bevat ook geen concrete feiten die wijzen op de wens van de autoriteiten eiseres te willen vervolgen. De stelling dat militairen haar huis hadden bezocht, is voor die conclusie te vaag en daarmee onvoldoende, omdat dat bezoek ook andere achtergronden kan hebben gehad dan het benaderen van eiseres op een wijze die als vervolgingsdaad kan worden beschouwd. Eiseres heeft voorts niet gesteld en a fortiori niet aannemelijk gemaakt, dat na liquididatie van tegenstanders vervolgingsdaden tegen hun a-politieke familieleden in de Angolese context vanwege de rol van de geliquideerde meer dan waarschijnlijk zijn. Het ontbreken van algemene aanwijzingen daarvoor doet zich in versterkte mate voor sedert het staakt het vuren in 2002, omdat nadien de mensenrechtensituatie in regeringsgebied beter is geworden dan voordien (vergelijk onder meer het ambtsbericht Angola van augustus 2002 (hoofdstuk 3, in het bijzonder paragraaf 3.3 en 3.3.4). Nu eiseres haar vermoedens over concrete belangstelling voor haar persoon niet nader heeft geconcretiseerd, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij na de gewelddadige dood van haar partner bij terugkeer naar haar land van herkomst een gegronde reden heeft om te vrezen voor vervolging van de zijde van de autoriteiten vanwege de rol van haar partner in de oorlog. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw.
2.13 Om dezelfde reden heeft eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij na de dood van haar partner een reëel risico loopt om bij terugkeer naar haar land van herkomst in verband met haar partner te worden onderworpen aan een wrede of onmenselijke behandeling of bestraffing.
2.14 Eiseres heeft voorts nog aangevoerd dat zij vanwege haar positie als alleenstaande vrouw met zes minderjarige kinderen, die lange tijd in het buitenland heeft verbleven en niet beschikt over een sociaal netwerk in Angola, noch over een woning of andere voorzieningen, bij terugkeer een groter doelwit zal zijn voor het seksuele geweld waaraan de autoriteiten zich schuldig maken. Ter onderbouwing van dit standpunt is onder meer verwezen naar het algemeen ambtsbericht inzake Angola van de minister van Buitenlandse Zaken van 29 december 2005.
2.15 In dat ambtsbericht heeft de minister van Buitenlandse Zaken over de positie van (uit het buitenland terugkerende) alleenstaande vrouwen het volgende vermeld:
“Verkrachtingen en ander seksueel misbruik komen nog veelvuldig voor, zowel binnen het huwelijk als daarbuiten, ook door politie en leger. Het afkopen van corrupte militairen, politieagenten en ambtenaren door middel van seksuele diensten is welbekend. Seksueel misbruik van vrouwen door bewakingspersoneel in gevangenissen komt in heel Angola voor. Van vervolging van verdachten is nauwelijks sprake. (...)
In Angola vallen vrouwen voor bescherming tegen huiselijk en seksueel geweld over het algemeen terug op mannen in hun omgeving, zoals mannelijke familieleden (vader, broers, neven) of echtgenoten en vriendjes, aangezien de politie in de praktijk nauwelijks bescherming biedt. Hoewel zelden tegen verkrachting wordt opgetreden, zijn er tekenen dat de politie en rechtbanken meldingen serieuzer nemen. Dit is echter minder het geval indien het een aanklacht tegen een politieagent of militair betreft. (...)
Voor alleenstaande moeder is het bijzonder moeilijk om zich in de Angolese maatschappij staande te houden. Het is moeilijk om zonder hulp aan werk te komen en het is niet bekend of er NGO’s actief zijn die zich met inkomensgenererende projecten bezighouden. (...)” (pagina 45).
“Er zijn geen aanwijzingen dat terugkerende Angolezen negatief in de belangstelling staan van de Angolese autoriteiten. Mensenrechtenschendingen zijn niet specifiek gericht tegen terugkeerders. Er zijn weliswaar gevallen bekend van mishandeling van en seksueel geweld tegen teruggekeerde vluchtelingen, maar volgens verschillende bronnen is geen sprake van structurele mishandeling.(...)” (pagina 53).
2.16 Dat in Angola verkrachting en ander seksueel misbruik een veel voorkomend probleem is en dat vrouwen voor bescherming grotendeels afhankelijk zijn van mannelijke familieleden, is onvoldoende voor de conclusie dat het persoonlijk risico voor eiseres bij terugkeer naar Angola, zonder concrete aanwijzing van voor haar persoonlijk bestaande concrete belangstelling, moet worden gekwalificeerd als een reëel risico op een dergelijke behandeling. Uit het ambtsbericht kan voorts niet worden afgeleid dat het feit dat eiseres lange tijd in het buitenland heeft verbleven en niet meer over een eigen woning of voorzieningen in Angola beschikt, het risico op verkrachting of seksueel misbruik zodanig verhoogt, dat van een zodanig concreet risico moet worden gesproken, dat internationale bescherming in het licht van artikel 3 Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) moet worden geboden. Het risico is daarvoor, hoewel niet irreëel, onvoldoende concreet op eiseres gericht. Dat geldt eveneens voor het feit dat eiseres zes minderjarige kinderen heeft, alhoewel het hierdoor volgens het ambtsbericht wel bijzonder moeilijk is om zich in de Angolese maatschappij staande te houden. De niet betwiste informatie in het ambtsbericht biedt voorts onvoldoende grond voor het oordeel dat voor eiseres sprake zal zijn van een dusdanige beperking van de bestaansmogelijkheden, dat de uitzetting om die reden moet worden aangemerkt als een wrede of onmenselijke behandeling. Daarom komt eiseres evenmin in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.
2.17 Eiseres heeft wel aanspraak op toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, Vw. In de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) heeft verweerder beleidsregels over de toepassing van deze bepaling vastgesteld. In C1/4.4.2.1 Vc is het traumatabeleid neergelegd. In C1/4.4.2.2 Vc heeft verweerder bepaald dat hij de gewelddadige dood van naaste familieleden of huisgenoten aanmerkt als één van de gebeurtenissen die aanleiding geeft tot verblijfsaanvaarding op grond van het traumatabeleid. In C1/4.4.2.3 Vc is neergelegd dat uit de verklaringen van de betrokkene zoveel mogelijk moet blijken dan wel aannemelijk moet zijn dat van hem of haar in redelijkheid niet kan worden verwacht terug te keren naar het land van herkomst. Het gestelde trauma hoeft volgens het beleid niet te worden bewezen door middel van medisch onderzoek.
2.18 De gewelddadige dood van de parner van eiseres, de vader van haar kinderen, is een traumatische gebeurtenis in de zin van het beleid. Dit feit vormde ook de reden voor het vertrek van eiseres en de kinderen. De aard van de verklaringen is zodanig dat eiseres en de kinderen aan de voorwaarden voor toelating onder het traumatabeleid voldoen.
2.19 De rechtbank zal verweerder daarom opdragen met ingang van de datum van de aanvraag aan eiseres en de kinderen op deze grond een verblijfsvergunning asiel te verlenen.
2.20 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte kosten en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn € 644,-- ( 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).