ECLI:NL:RBSGR:2006:AY4967
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en categoriale bescherming voor Hema-bevolkingsgroep uit DRC
In deze zaak hebben verzoekers, afkomstig uit het Ituri District in de Democratische Republiek Congo (DRC), herhaaldelijk aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De verzoekers, die behoren tot de Hema bevolkingsgroep en een Tutsi-morfologie hebben, beroepen zich op een algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken en een eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) om hun aanvragen te onderbouwen. De verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, heeft de aanvragen afgewezen, stellende dat er voor hen een verblijfsalternatief bestaat in gebieden onder controle van de Congolese autoriteiten, en dat zij geen aanspraak kunnen maken op het categoriale beschermingsbeleid dat geldt voor Tutsi's.
De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de verzoekers beoordeeld en geconcludeerd dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verzoekers geen recht hebben op categoriale bescherming. De voorzieningenrechter oordeelt dat de situatie van personen met een Tutsi-morfologie in de DRC, zoals beschreven in het ambtsbericht, een verandering van omstandigheden vormt die een nieuwe beoordeling van de asielaanvragen rechtvaardigt. De voorzieningenrechter heeft de bestreden besluiten van de verweerder vernietigd en bepaald dat de verweerder opnieuw moet beslissen met inachtneming van deze uitspraak. De verzoeken om een voorlopige voorziening zijn afgewezen, maar de beroepen zijn gegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met de bescherming van asielzoekers, vooral in het licht van veranderende omstandigheden in hun land van herkomst. De voorzieningenrechter heeft de verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers.