ECLI:NL:RBSGR:2006:AY3772

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/754162-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot terugbetaling van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met deelname aan criminele organisatie

De rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudend in de nevenzittingsplaats Middelburg, heeft op 4 juli 2006 uitspraak gedaan in de zaak tegen zes verdachten die betrokken waren bij een criminele organisatie die vreemdelingen oplichtte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelden wederrechtelijk verkregen voordeel hebben behaald uit hun strafbare activiteiten. In deze zaak is specifiek de veroordeelde K aan de Staat verplicht gesteld om een bedrag van € 100.000,00 terug te betalen, wat overeenkomt met het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank baseerde haar beslissing op verschillende bewijsmiddelen, waaronder processen-verbaal van regiezittingen en eerdere verklaringen van de veroordeelde. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 100.000,00, en de rechtbank heeft deze vordering toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde K, die werkzaam was voor een stichting die illegale vreemdelingen hielp, niet geloofwaardig was in haar verklaring dat zij slechts twee uren per dag werkte. De rechtbank heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op basis van het salaris dat de veroordeelde zou hebben ontvangen voor haar werkzaamheden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd, waarbij artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van toepassing was. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en griffiers.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 09/754162-03
Datum uitspraak: 4 juli 2006
Tegenspraak
U I T S P R A A K
van de rechtbank 's-Gravenhage, zitting houdend in de nevenzittingsplaats Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering, d.d. 29 juli 2005 van de officier van justitie in het arrondissement 's- Gravenhage om aan de veroordeelde:
[naam veroordeelde K],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
wonende [adres],
de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 100.000,00
ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel, als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat deze door middel van of uit strafbare feiten heeft verkregen.
Onderzoek van de zaak
Deze uitspraak is gedaan naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 september 2005, 31 oktober 2005 en van 6 juni 2006.
De rechtbank heeft naast de vordering van de officier van justitie kennis genomen van:
- het strafdossier betreffende veroordeelde in de zaak met parketnummer 09/754162-03, daaronder begrepen het vonnis van deze rechtbank van 4 juli 2005;
- de stukken van het ontnemingsdossier BEO van de Politie Haaglanden/Hollands-Midden;
- de processen-verbaal van de regiezittingen van 19 september 2005 en 31 oktober 2005;
- de conclusie van antwoord van de raadsman van veroordeelde mr. R. Heemskerk d.d. 17 februari 2006;
- de conclusie van repliek van de officier van justitie d.d. 30 april 2006 en
- de conclusie van dupliek van de raadsman van veroordeelde d.d. 31 mei 2006.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat zal vaststellen op een bedrag van € 100.000.00 en de veroordeelde de verplichting op zal leggen tot betaling aan de Staat van een bedrag € 100.000,00.
Verweren veroordeelde en het standpunt van de officier van justitie daaromtrent
Aan hetgeen al verwoord is in de overgelegde conclusies heeft de raadsman van veroordeelde, mr. R. Heemskerk, ter terechtzitting niets meer toe te voegen.
De raadsman verwijst naar zijn conclusie van antwoord en verzoekt de vordering af te wijzen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van de verweren en heeft hiertoe het volgende aangevoerd:
Veroordeelde heeft naast het begeleiden van vreemdelingen naar de vreemdelingendienst ook op het kantoor intakegesprekken gevoerd en aanvraagformulieren als gemachtigde ondertekend. Deze hoeveelheid werkzaamheden maakt de stelling dat veroordeelde slechts twee uren per dag zou werken en navenant betaald kreeg niet geloofwaardig. Dit temeer daar uit taps is gebleken dat zij op wisselende tijden per dag telefoongesprekken voerde met klanten en de vreemdelingendienst.
Beoordeling van de vordering
Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank van 4 juli 2005 is [veroordeelde] voornoemd veroordeeld ter zake van:
1. Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
misdrijven.
2a. Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
2b. Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
telkens in voortgezette handeling in de zin van artikel 56 lid 2 Wetboek van Strafrecht gepleegd.
4.Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de veroordeelde voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de hierboven bedoelde strafbare feiten.
De vordering van de officier van justitie kan derhalve worden toegewezen op de wijze als hierna zal worden aangegeven.
Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de veroordeelde vorenbedoeld voordeel heeft verkregen alsmede de schatting van bedoeld voordeel op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van de uitspraak met de bewijsmiddelen vereist in een aan deze uitspraak gehechte bijlage worden opgenomen.
Motivering van de op te leggen maatregel (schatting van het voordeel en vaststelling van het te betalen bedrag)
Bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank uit van het volgende:
De stichting [naam stichting] was een organisatie die zich bezig hield met het misleiden van illegale vreemdelingen, die een verblijfsvergunning wilden verkrijgen, met het doel zoveel mogelijk geld te genereren. Het misleiden bestond uit het plegen van valsheid in geschrift en oplichting. Alle inkomsten uit deze activiteiten van de stichting en haar medewerkers worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft voor deze stichting gewerkt, zoals al in het strafvonnis is vermeld, van maart 2002 tot en met 26 januari 2004. De rechtbank acht het, gezien onder meer de verscheidenheid aan werkzaamheden en de tijdstippen waarop zij aan dit werk gerelateerde telefoongesprekken voerde, niet aannemelijk dat veroordeelde slechts twee uren per dag werkte en evenmin dat ze daarvoor gedurende een deel van de periode niet betaald is. Bij de berekening van het voordeel gaat de rechtbank uit van 100 weken en een salaris van
€ 1.000,00 per week, zoals [veroordeelde F] in een van haar eerste verklaringen heeft gezegd. Dat zij daar later op teruggekomen is, maakt de eerdere verklaringen, die zijn afgelegd voordat verdachte alle consequenties ervan kon overzien, niet onbetrouwbaar.
De rechtbank beschouwt de hoogte van dat salaris in overeenstemming met de aangetroffen bezittingen, de girale en contante betalingen en haar uitgavenpatroon.
Dit leidt tot de volgende berekening van het netto wederrechtelijk verkregen voordeel:
Salaris 100 x € 1.000,00 = € 100.000,00
Netto wederechtelijk verkregen voordeel € 100.000,00
Bij de berekening van het netto wederrechtelijk verkregen voordeel heeft de rechtbank geen rekening gehouden met kosten omdat daarvan niet is gebleken.
Het bovenstaande in aanmerking genomen stelt de rechtbank het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 100.000,00.
Zij zal de veroordeelde de verplichting opleggen om laatstgenoemd bedrag aan de Staat te betalen.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de veroordeelde de verplichting opleggen om een bedrag van € 100.000,00 aan de Staat te betalen.
De rechtbank acht de vordering tot laatstgenoemd bedrag voor toewijzing vatbaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij stelt als bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op:
€ 100.000,00.
Zij legt aan de veroordeelde, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van: € 100.000,00 (een honderdduizend euro).
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.C.M. Reinarz,
voorzitter,
mrs. M.P. Meeuwisse en F.C.J.E. van Hemert - Meeuwis, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers J. Buijze en A.S. Heberlein-Guiran en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 juli 2006.