ECLI:NL:RBSGR:2006:AY3764

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/754161-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met deelname aan criminele organisatie en oplichting

De rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudend in de nevenzittingsplaats Middelburg, heeft op 4 juli 2006 uitspraak gedaan in de zaak tegen zes verdachten die betrokken waren bij een criminele organisatie die vreemdelingen oplichtte. In deze zaak werd het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld en werd aan de veroordeelden de verplichting opgelegd om dit voordeel aan de Staat terug te betalen. De veroordeelde G werd specifiek veroordeeld tot een terugbetaling van € 73.750,-- aan de Staat. De rechtbank baseerde haar beslissing op het feit dat de veroordeelde voordeel had verkregen uit strafbare feiten, zoals oplichting en valsheid in geschrift, gepleegd in het kader van de activiteiten van een stichting die zich bezighield met het misleiden van illegale vreemdelingen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 73.750,00 had geschat, toegewezen. De rechtbank overwoog dat de veroordeelde, die van 1 september 2002 tot en met 26 januari 2004 voor de stichting had gewerkt, een salaris van € 1.000,00 per week ontving, wat leidde tot een totale berekening van het netto wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank achtte de stelling van de veroordeelde dat de geldbedragen op zijn bankrekening afkomstig waren van casinowinst en belastingteruggave niet geloofwaardig, omdat dit niet aannemelijk was gemaakt.

De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen van 19 september 2005, 31 oktober 2005 en 6 juni 2006. De rechtbank heeft de relevante bewijsstukken en verklaringen van de betrokken partijen in overweging genomen en heeft de vordering van de officier van justitie als gegrond beoordeeld. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften, met name artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in acht genomen bij het vaststellen van de verplichting tot betaling aan de Staat.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 09/754161-03
Datum uitspraak: 4 juli 2006
Tegenspraak
U I T S P R A A K
van de rechtbank 's-Gravenhage, zitting houdend in de nevenzittingsplaats Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering, d.d. 1 augustus 2005 van de officier van justitie in het arrondissement 's- Gravenhage om aan de veroordeelde:
[naam veroordeelde G],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
wonende [adres].
de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 73.750,00
ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel, als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat deze door middel van of uit strafbare feiten heeft verkregen.
Onderzoek van de zaak
Deze uitspraak is gedaan naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 september 2005, 31 oktober 2005 en 6 juni 2006.
De rechtbank heeft naast de vordering van de officier van justitie kennis genomen van:
- het strafdossier betreffende veroordeelde in de zaak met parketnummer 09/754161-03, daaronder begrepen het vonnis van deze rechtbank van 4 juli 2005;
- de stukken van het ontnemingsdossier BEO van de Politie Haaglanden/Hollands-Midden;
- het processen-verbaal van de regiezittingen van 19 september 2005 en 31 oktober 2005;
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat zal vaststellen op een bedrag van € 73.750,00 en de veroordeelde de verplichting op zal leggen tot betaling aan de Staat van een bedrag € 73.750,00.
Verweren veroordeelde en het standpunt van de officier van justitie daaromtrent
De raadsvrouw van veroordeelde, mr. S. Bijl, advocaat te 's-Gravenhage, voert het woord overeenkomstig haar overgelegde pleitaantekeningen, die aan deze uitspraak zijn gehecht en die als hier herhaald moeten worden beschouwd.
De raadsvrouw heeft onder meer aangevoerd:
Het salaris van [veroordeelde] was een legale bron van inkomsten. Subsidiair stel ik dat niet duidelijk is welk deel van de omzet van [naam stichting] legaal en welk deel illegaal was.
Veroordeelde heeft niet € 1.000,00 per week verdiend, maar € 1.250,00 per maand, zoals ook in latere verklaringen door [medewerker stichting] en [veroordeelde F] is gesteld. De grote geldbedragen die op de bankrekening van veroordeelde staan zijn te verklaren door zijn veelvuldig casinobezoek en teruggave van belastinggelden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het verweer en heeft hiertoe het volgende aangevoerd:
Veroordeelde heeft de verklaring van [veroordeelde F], dat hij vanaf september 2002 in dienst was en € 1.000,00 per week verdiende, zelf bevestigd. Dat hij later anders verklaarde doet daaraan niet af.
Beoordeling van de vordering
Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank van 4 juli 2005 is [veroordeelde] voornoemd veroordeeld ter zake van:
1.Tezamen en in vereniging met anderen als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
2a.Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
2b.Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
telkens in voortgezette handeling in de zin van artikel 56 lid 2 Wetboek van Strafrecht gepleegd.
4.Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de veroordeelde voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de hierboven bedoelde strafbare feiten.
De vordering van de officier van justitie kan derhalve worden toegewezen op de wijze als hierna zal worden aangegeven.
bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de veroordeelde vorenbedoeld voordeel heeft verkregen alsmede de schatting van bedoeld voordeel op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van de uitspraak met de bewijsmiddelen vereist in een aan deze uitspraak gehechte bijlage worden opgenomen.
Motivering van de op te leggen maatregel (schatting van het voordeel en vaststelling van het te betalen bedrag)
Bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank uit van het volgende:
De stichting [naam stichting] was een organisatie die zich bezig hield met het misleiden van illegale vreemdelingen, die een verblijfsvergunning wilden verkrijgen, met het doel zoveel mogelijk geld te genereren. Het misleiden bestond uit het plegen van valsheid in geschrift en oplichting. Alle inkomsten uit de activiteiten van de stichting en haar medewerkers worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft vanaf 1 september 2002 tot en met 26 januari 2004 voor de stichting gewerkt.
Veroordeelde ontving voor zijn werkzaamheden per week € 1.000,00, zoals hij ook zelf heeft verklaard. Bij de berekening van het voordeel gaat de rechtbank uit van 73 weken.
Daarnaast ontving veroordeelde voor zijn bestuurslidmaatschap als penningmeester van de stichting vanaf november 2003 tot en met januari 2004 € 250,00 per maand. De rechtbank gaat uit van 3 maanden.
De rechtbank acht de stelling dat de geldbedragen op de bankrekening van veroordeelde afkomstig zijn van casinowinst en belastingteruggave niet geloofwaardig, nu deze op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt.
Dit leidt tot de volgende berekening van het netto wederrechtelijk verkregen voordeel:
Salaris 73 x € 1.000,00 = € 73.000,00
Vergoeding penningmeester 3 x € 250,00 = € 750,00
Netto wederechtelijk verkregen voordeel € 73.750,00
Bij de berekening van het netto wederrechtelijk verkregen voordeel heeft de rechtbank geen rekening gehouden met kosten omdat daarvan niet is gebleken.
Het bovenstaande in aanmerking genomen stelt de rechtbank het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 73.750,00.
Zij zal de veroordeelde de verplichting opleggen om laatstgenoemd bedrag aan de Staat te betalen.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de veroordeelde de verplichting opleggen om een bedrag van € 73.750,00 aan de Staat te betalen.
De rechtbank acht de vordering tot laatstgenoemd bedrag voor toewijzing vatbaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij stelt als bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op: € 73.750,00.
Zij legt aan de veroordeelde, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van: € 73.750,00 (drie en zeventig duizend en zevenhonderd en vijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.C.M. Reinarz,
voorzitter,
mrs. M.P. Meeuwisse en F.C.J.E. van Hemert - Meeuwis, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers J. Buijze en A.S. Heberlein-Guiran en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 juli 2006.