ECLI:NL:RBSGR:2006:AY3753
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.C.M. Reinarz
- M.P. Meeuwisse
- F.C.J.E. van Hemert - Meeuwis
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met deelname aan criminele organisatie en oplichting
De rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudend in de nevenzittingsplaats Middelburg, heeft op 4 juli 2006 uitspraak gedaan in de ontnemingszaak tegen veroordeelde F, die eerder was veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie die vreemdelingen oplichtte. In deze zaak werd het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 3.288.856,00, dat de veroordeelde aan de Staat moest terugbetalen. De rechtbank baseerde haar beslissing op het strafdossier en de vordering van de officier van justitie, die het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel had geschat op € 3.300.856,00. De rechtbank overwoog dat de veroordeelde voordeel had verkregen uit de activiteiten van de stichting die zich bezighield met het misleiden van illegale vreemdelingen. De rechtbank nam verschillende kosten in overweging, zoals aanbrengpremies en accountantskosten, maar concludeerde dat deze niet in mindering konden worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de officier van justitie toewijsbaar was en legde de verplichting op tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat. De uitspraak werd gedaan na onderzoek op de terechtzittingen van 19 september 2005, 31 oktober 2005 en 6 juni 2006, waarbij de rechtbank de argumenten van de verdediging en de officier van justitie tegen elkaar afwoog. De rechtbank achtte de vordering van de officier van justitie gegrond en wees het meer of anders gevorderde af.